Nieuwjaarsboodschap premier Bart De Wever

Geachte lezer

“I mostri esistono, ma sono troppo pochi per essere veramente pericolosi. Sono piú pericolosi gli uomini comuni, pronti a credere e ad obbedire senza discutere.”

“Monsters bestaan,” schreef schrijver en Auschwitz-overlevende Primo Levi, “maar ze zijn met te weinig om echt gevaarlijk te zijn. Het echte gevaar schuilt in gewone mensen die geloven en gehoorzamen zonder vragen te stellen.”

Levi’s woorden zijn beklijvend en jammer genoeg tijdloos. De zwartste pagina’s van onze geschiedenis tellen vele daders. Het zijn meestal doodgewone mensen die zich ertoe lieten leiden afkeer en minachtig om te zetten in ontmenselijkende en gewelddadige haat.

Daarom is het benoemen van hun slachtoffers zo belangrijk. Want wanneer slachtoffers een naam hebben, maken we hen terug volwaardig mens. Onlangs bezocht ik het Holocaustmemoriaal in Berlijn, dat precies twintig jaar geleden ingehuldigd werd en waar ondertussen de namen van meer dan drie miljoen Joodse slachtoffers getoond kunnen worden. Ook in Antwerpen bouwen we om die reden aan het nieuwe Namenmonument.

De menselijkheid koesteren en waarderen, is de diepste deugd waaraan een gelukkige en vredevolle gemeenschap zich laaft. “Keer u af van het kwade en doe het goede, zoek vrede en jaag die na,” staat geschreven. Die vrede – sjalom! – is niet alleen een abstract begrip, maar duidt op de harmonie tussen mensen. Een harmonie die jammer genoeg vandaag zoek lijkt. Maar wij mogen nooit toegeven aan de krachten van verdeeldheid en woede, want dat zijn de bouwstenen van afkeer en minachting.

De tijd lijkt ver weg dat zwaarden omgesmeed zullen worden tot ploegscharen en speren tot snoeimessen. Maar ook nu – misschien zelfs nét nu – moeten we de menselijkheid blijven opzoeken in onszelf en bij elkaar. Tijdens mijn reis naar Zuid-Afrika kwam ik aan het adembenemende God’s Window een Joodse familie tegen, afkomstig uit Odessa. Hun zoon speelde viool, met de wonderen van de natuur als achtergrond. Dat maakte een nederige dankbaarheid in me los.

Dat gevoel van ontzag en menselijkheid neem ik mee in deze nieuwjaarswens, die ik u zoals steeds heel graag overmaak naar aanleiding van Rosj Hasjana en de dagen van inkeer. Voor die zelfreflectie in het bijzonder denk ik daarbij aan het mooie, broze gedicht van Alice Nahon:

’t Is goed in ’t eigen hart te kijken, nog even voor het slapengaan,

Of ik van dageraad tot avond, geen enkel hart heb zeer gedaan.

De sterkte van onze Joodse gemeenschap is steeds geweest om de stem van ons geweten, met een oprechte zoektocht naar rechtvaardigheid en een waardige samenleving, te voeden met haar rijke tradities en levendige cultuur. Ik hoop dat zij dit voor eeuwig zal blijven doen.

Als eerste minister beloof ik u van mijn kant dat ik onze gemeenschap en alle Joodse Antwerpenaren nooit zal loslaten. U kunt op mij rekenen om te waken over de veiligheid en het welzijn van alle goede burgers van dit land, ongeacht hun afkomst of overtuiging. Daar mag u zeker van zijn.

De krachten van haat en onverdraagzaamheid zullen niet winnen. Niet volgend jaar. Nooit.

Ik wens u dan ook van harte een vredevol, gezond, gelukkig en zoet nieuw jaar.

Bart De Wever

Eerste minister en titelvoerend burgemeester van Antwerpen