Foute berichtgeving over Israël bijna nooit rechtgezet

Ha'Ir magazine bracht de onthullingen op de cover

Onder de loep door Savasorda.
Eind juli 2010: het opiniestuk van topjournalist Gideon Levy in de Israëlische krant Ha’aretz handelt over een merkwaardig vonnis. Het is de zaak van Sabbar Kashur, een 30-jarige gehuwde Arabische man met kinderen uit Oost-Jeruzalem. In september 2008 ontmoet Kashur een Joodse vrouw in Hillel street, hartje (West-)Jeruzalem. Kashur stelt zich voor als ‘Dudu’, een vaak voorkomende roepnaam voor David. Dudu beweert een Joodse vrijgezel te zijn, op zoek naar een serieuze relatie. Na de eerste kennismaking slaat de vonk snel over. Maar als de vrouw later ontdekt dat haar minnaar een Arabier is, dient ze een klacht in wegens verkrachting en aanranding, aldus het verhaal in Ha’aretz.

De rechtbank veroordeelt Kashur tot een gevangenisstraf van achttien maanden wegens ‘verkrachting door misleiding’. Tzvi Segal, één van de drie rechters in die zaak, verduidelijkt het vonnis als volgt: “Het hof dient het algemeen belang te beschermen tegen verfijnde, gladde criminelen, die hun slachtoffers misleiden tegen een te hoge prijs – de heiligheid van hun lichaam en ziel. Wanneer de basis van vertrouwen tussen mensen verdwijnt, met name in dit soort intieme kwesties, dan moet het hof resoluut stelling nemen in het voordeel van de slachtoffers om hun welzijn te beschermen. Zo niet worden zij gebruikt, gemanipuleerd en misleid”.

Een schandalige uitspraak, die ronduit racistisch is, oordeelt Gideon Levy. Hij besluit zijn betoog met een retorische vraag: “Wat als deze man een Jood was geweest, die zich had voorgedaan als moslim en gemeenschap had gehad met een moslima? Zou hij zijn veroordeeld voor verkrachting? Het antwoord is: natuurlijk niet”.  Het artikel in Ha’aretz wordt opgepikt in Groot-Brittannië onder meer door de BBC, The Guardian en The Independant. Bij ons komt het verhaal op de websites van de persgroep en in de gedrukte kranten bij De Morgen.

“Bekijk hem vooral niet zo” (Lital Grossman)

Journaliste Lital Grossman vindt de hele zaak al te absurd. Ze besluit zelf één en ander uit te pluizen.  Bij de rechtbank vraagt ze de getuigenissen op. Zonder enig probleem worden de stukken vrijgegeven. Maar wat blijkt? Het echte verhaal is helemaal anders. Begin september wordt het de coverstory van een lokaal weekblad uit Tel-Aviv, Ha’Ir. Uit de vrijgegeven getuigenis van de vrouw  komt een beeld naar voor van een emotioneel getraumatiseerde vrouw. B – zo noemt Grossman het slachtoffer – is een jonge vrouw van rond de dertig. Sinds de leeftijd van zes jaar wordt ze door haar vader misbruikt.

Wanneer ze Kashur ontmoet, verblijft ze in een vluchthuis voor vrouwen. Daarvoor heeft ze een korte tijd als prostituee gewerkt en was ze ook een tijdje dakloos. Kashur lokt haar in een gebouw binnen onder het voorwendsel dat hij er werkzaam is en dat hij haar zijn kantoor wil laten zien en een koffie wil aanbieden. Op de vraag waarom ze met een totaal onbekende man meegaat, antwoordt B: “Ik was op zoek naar iemand die ik kon vertrouwen… Ik weet wel dat je niet zomaar onbekenden kan contacteren…  maar ik kwam van een plaats waar dat niet zo is, zoals je weet… ik leefde ook een tijd op straat… Ik dacht dat als ik met hem was, ik me veilig zou voelen en dat ik beter af zou zijn. Ik vertrouwde hem echt”…

Advertentie

In de trappenhal neemt Kashur haar vast en omhelst haar. B vindt hem te opdringerig en duwt hem weg waarop hij agressief wordt en haar stevig vasthoudt. B wil weg van hem, maar Kashur laat haar niet gaan. Hij begint haar te bepotelen, tot een andere vrouw ook in de trappenhal komt. Dan leidt hij haar naar de lift. Van wat zich verder afspeelt getuigt B: “In de lift begint hij zich te gedragen als een psychopaat. Ik word nu echt bang want ik merk dat ik helemaal niet naar een werkplaats ga, ik zie ook nergens koffie… dan raak ik in paniek en begin te roepen, wanneer het gebeurt…”

Op de bovenste verdieping sleurt hij haar de trap op, naar het dak. Daar werpt hij haar op de grond en verkracht haar. Omdat ze tegenstribbelt, maant hij haar aan om rustig te zijn, want dan zou het sneller gaan en zou hij geen geweld moeten gebruiken. Maar B blijft zich verzetten en krijgt rake klappen. Als de politie haar uiteindelijk vindt, treffen de agenten een hulpbehoevende vrouw in nood aan, naakt, bebloed en geschonden.

In haar getuigenis voor de rechtbank, brengt B het relaas van een brutale verkrachting. Het beeld van B dat via de media de wereld rond gaat, strookt bijgevolg helemaal niet met de getuigenis. Ze werd door Ha’aretz geportretteerd als een raciste, terwijl ze in werkelijkheid een eenzame, kwetsbare en emotioneel beschadigde vrouw was, hopeloos op zoek naar affectie. Kashur wordt ook helemaal niet veroordeeld omdat hij een Arabier zou zijn of zich als Jood zou hebben uitgegeven, wel in tegendeel. Door schuldig te pleiten voor een minder zware aanklacht, kan hij zijn ‘verdiende’ straf ontlopen. Onder meer om te voorkomen dat de traumatische ervaring van het slachtoffer in het publiek gegooid zou worden en omdat de klacht, enkel gebaseerd op de getuigenis van B, gezien haar precaire levensloop, mogelijk niet tot een veroordeling zou leiden, hebben de partijen een ‘plea bargain’ afgesproken.

Bij een ‘plea bargain’ wordt er door de partijen overeenkomen dat er schuldig gepleit wordt, weliswaar voor een minder zwaar feit dan waar in de oorspronkelijke aanklacht sprake van was. Dit kan in het Belgische rechtssysteem niet. Het bestaat in de Verenigde Staten en in Israël, een land, dat wat het strafrecht betreft, eerder aanleunt bij het Amerikaans model. Een dergelijk systeem werkt veel vlugger maar er is ook een keerzijde aan de medaille: een aanklacht van moord kan bijvoorbeeld via ‘plea bargain’ omgezet worden in ’slagen en verwondingen die de dood tot gevolg hebben’.

Besluit

  • In de nasleep van deze pijnlijke zaak blijven enkele onweerlegbare feiten overeind: een gebroken vrouw moet opgenomen worden in een gespecialiseerde psychiatrische instelling, ze is getraumatiseerd en niet meer in staat om op een samenhangende manier te communiceren. Haar verkrachter daarentegen kan straks gewoon opnieuw in de straten van Jeruzalem rondlopen, moreel gesteund door wereldwijde aandacht en blijken van sympathie aan zijn adres. Op geen enkele plaats kwam het perspectief van het slachtoffer aan bod. En hoewel de privacywet in Israël het publiceren van de naam van een aanklager verbiedt, maakt The Guardian haar voornaam bekend. De dader wordt met medeleven omringd, het slachtoffer krijgt de ‘zwarte piet’ toebedeeld.
  • Het openbare leven in Israël is zeer gepolariseerd. De media drijven hierin mee, zij bekijken de activiteiten van de eigen overheid en van ’s lands instellingen met argusogen. De uitspraak van de rechtbank lijkt een bevestiging van het negatieve beeld. Wanneer het vonnis in juli de pers haalt, pakt geen enkele Israëlische reporter de zaak op de normale journalistieke wijze aan. Geen enkel persorgaan maakt gewag van een vraag aan de rechtbank om de getuigenissen te kunnen inzien. Er wordt helemaal geen onderzoek uitgevoerd zodat een rationele afstandelijke analyse zo goed als onmogelijk wordt. De vraag van Levy, hoe de rechtbank zou geoordeeld hebben als de verkrachter een Joodse man zou geweest zijn, is helemaal niet ter zake.
  • Na het verschijnen van het onderzoek van Grossman, neemt Ha’aretz wel afstand van de eigen publicatie (Merav Michaeli, Ha’aretz.com, 06/09/2010). En de internationale pers? Voor kritiek op Israël wordt er zoals steeds makkelijk plaats geruimd. Als er argumenten gevonden worden die het ‘racistische’ karakter van deze staat lijken te bevestigen, is elk nieuwsfeit welkom, hoe onbenullig of triviaal het ook moge lijken. Als de juiste toedracht van de zaak in september aan het licht komt, lezen wij alleen in The Guardian een rechtzetting. In onze Vlaamse media is daar geen plaats voor. Wellicht is dit niet enkel aan het verstrijken van de ‘komkommertijd’ te wijten.