Israël op het Eurovisiesongfestival — wanneer het publiek de verkeerde keuze maakt (volgens de media)
Het Eurovisiesongfestival van 2025 ligt achter ons, maar de nasleep van de uitslag houdt de gemoederen opvallend bezig. Niet omdat het een bijzonder spannend muzikaal jaar was — eerlijk gezegd waren er betere edities — maar omdat één uitslag blijkbaar niet mocht: die van Israël.
Cedric Vloemans
Hoewel het land met 60 punten van de vakjury’s nauwelijks een plek in de top 10 haalde, stemde het Europese publiek Israël naar de tweede plaats met een indrukwekkende 297 publiekspunten. Geen enkel land dat meer punten van het publiek kreeg. Die kloof tussen jury en publiek leidde tot scheve blikken, insinuaties en zelfs officiële onderzoeken. Het lijkt er sterk op dat het werkelijke probleem voor veel media en instellingen niet de uitslag zelf is, maar het feit dat het publiek zich niets aantrekt van hun morele framing.
In Spanje leidde deze uitslag zelfs tot een officiële reactie van RTVE, de Spaanse openbare omroep, die prompt een audit aankondigde naar het televotingsysteem. De reden? Israël kreeg van de Spaanse jury 0 punten, maar van het publiek de maximumscore van 12. Zo’n uitgesproken verschil wekt natuurlijk vragen, maar vooral bij wie niet wil geloven dat het publiek simpelweg een ander oordeel kan hebben dan de ‘experts’. Want waar bleef die roep om onderzoek toen Zwitserland of het Verenigd Koninkrijk hoge jurypunten kregen maar nauwelijks of zelfs geen enkele stem van het publiek kregen? Waarom geen verontwaardiging over het feit dat het VK – nochtans met een sterke productie en naam – met 88 jurypunten géén enkel publieksstemmetje kon losweken?
Het meten met twee maten is schrijnend. De verontwaardiging over Israël is geen kwestie van transparantie of eerlijkheid. Het is een uitdrukking van ideologische frustratie. Frustratie dat het publiek niet doet wat men van hen verwacht. Dat ze zich niet automatisch aansluiten bij het steeds luidere anti-Israëlische discours in een deel van de Europese pers. In die zin is deze hele controverse over Eurovisie een perfect miniatuurbeeld van een bredere dynamiek: de kloof tussen het narratief van de culturele en politieke elites enerzijds, en het oordeelsvermogen van de burger anderzijds.
Advertentie
En dan is er nog de vraag naar de zogenaamde “invloed”. Sommige commentatoren suggereren – al dan niet impliciet – dat het Israëlische succes bij het publiek te danken zou zijn aan georganiseerde campagnes of aan een schimmige “joodse lobby”. Maar hoe geloofwaardig is dat werkelijk? In België bijvoorbeeld telt de voltallige Joodse gemeenschap naar schatting zo’n 30.000 mensen — amper een druppel op de nationale bevolking, laat staan op een pan-Europees televotingsysteem. Het idee dat zij in staat zouden zijn om massaal de stemming te manipuleren, is niet alleen absurd, het ruikt bovendien naar klassieke samenzweringsdenken. En het feit dat die suggesties niet openlijk worden tegengesproken, is verontrustend op zich.
Het ongemak zit dieper: de song, de performance en de artieste uit Israël spraken simpelweg veel mensen aan. Ze brachten kwaliteit, energie, emotie. Wat als dit optreden exact hetzelfde was, maar kwam van Armenië, Finland of Slovenië? Zouden Spaanse en Belgische media dan ook een audit eisen? Zouden ze dan ook insinueren dat er iets niet pluis was met de stemmen? Of zouden ze het beschouwen als een onverwachte publiekslieveling en een verrijking van het festival?
Dat is misschien de pijnlijkste conclusie van deze hele affaire: dat de beoordeling van een liedje niet op zijn artistieke merites gebeurt, maar op de geopolitieke afzender. Dat ‘het publiek heeft gesproken’ alleen geldt zolang het publiek de juiste dingen zegt. Zodra het publiek een oordeel velt dat de morele lijn van de media tegenspreekt, wordt dat oordeel plots verdacht gemaakt. Onderzocht. Geaudit. Het probleem is niet de stemprocedure, het probleem is de uitslag — en wie daar voordeel uit haalde.
Misschien wordt het tijd dat redacties en omroepen de spiegel durven bekijken. Niet het publiek is fout, maar de vooringenomenheid waarmee men weigert te aanvaarden dat mensen Israël anders beoordelen dan men hen voorschrijft. Wie enkel vrijheid van oordeel accepteert als het oordeel bevalt, heeft het concept van vrijheid niet begrepen.