Het mysterie van Lag Ba’Omer

Lag Ba'Omer wordt gevierd bij het graf van Rabbi Shimon Bar Yochai in Meron

Drieëndertig dagen na de eerste dag van Pesach vieren de joden een ‘minder bekende feestdag. Die heet Lag Ba’Omer en valt op de drieëndertigste dag van de Omer-periode. Dit jaar valt dit vandaag, op zondag 2 mei 2010. Het is een dag vol vreugde in het midden van de zeven weken durende droevige Sefirah. Voor velen gaat de feestdag bijna onopgemerkt voorbij. Nochtans kunnen er belangrijke historische lessen uit getrokken worden.

De zeven weken tussen Pesach en Shavuot staan bekend als ‘Tellen van de Omer’. Die periode van vijftig dagen moeten een tijd van vreugdevolle hoop zijn. Na de Exodus uit Egypte op Pesach, telde elke jood letterlijk de dagen van de eerste nacht na Pesach tot Mattan Torah, wanneer op de Sinaïberg de Torah werd gegeven. De Exodus staat symbool voor de fysieke geboorte van het joodse volk, het krijgen van de Torah vervolledigt het proces van het psychische ontstaan van de natie.
Vroeger was de Sefirah-periode een vreugdevolle tijd, maar vandaag is het eigenlijk een halve rouwperiode geworden. Trouwen, muziek maken of naar de kapper gaan is niet toegelaten. Via die donkere zijde van de Sefirah-periode komen we bij Lag Ba’Omer, die ene dag tijdens deze droevige periode dat we niet rouwen. Verdrietig zijn is dan niet toegelaten.

Waarom zijn we verdrietig in een periode die eigenlijk vol van vreugdevolle hoop zou moeten zijn?
De Babylonische Talmoed [Yevamot: 62:2] geeft ons de reden: 1.850 jaar geleden leefde rabbi Akiva in het door de Romeinen bezette Beloofde Land. 24.000 studenten van de rabbijn stierven tijdens een mysterieuze, door God gezonden plaag. Waarom stierven ze? “Ze toonden geen onderling respect”, leert de Talmoed. Lag Ba’Omer wordt op de drieëndertigste dag gevierd, want op die dag eindigde de plaag en gingen er geen studenten van rabbi Akiva meer dood.
Deze verklaring laat ons achter met talloze onduidelijkheden en nog meer onbeantwoorde vragen.

De dood van de leerlingen van rabbi Akiva is natuurlijk een tragedie. Maar waarom is die gebeurtenis tweeëndertig dagen van rouw waard, terwijl grotere drama’s uit de joodse geschiedenis, zoals de vernietiging van de beide Tempels of het kapot maken van de stenen tafelen met de Tien Geboden door Mozes, maar op één enkele dag herdacht worden?

Wiskundig bekeken stellen de slachtpartijen tijdens de Spaanse Inquisitie, de kruistochten, de pogroms en de Holocaust die zes miljoen joden het leven kostte, de dood van de leerlingen van Akiva duidelijk in de schaduw. Nochtans worden deze tragische gebeurtenissen niet met een religieuze feestdag herinnerd. Waarom is de dood van de studenten van rabbi Akiva eigenlijk zo belangrijk?

Advertentie

In het verhaal zelf zitten blijkbaar ook flagrante onverenigbaarheden. Wat hadden de leerlingen misdaan opdat ze moesten sterven? Als ze stierven omdat God hen strafte voor hun zondes, waarom moeten we dan om hen rouwen? Verdienden ze hun straf dan niet? En nog: waarom is Lag Ba’Omer een dag om te feesten? Als alles dat op Lag Ba’Omer gebeurde niets meer was dan een tijdelijke pauze in het sterven, zou het dan niet toepasselijker zijn om er een herdenkingsdag voor de 24.000 overleden leerlingen van te maken?

Welke link is er tussen Lag Ba’Omer en de opstand tegen de Romeinen van Bar Kochba en zijn leger? En hoe is dit alles gerelateerd met rabbi Shimon Bar-Yochai, auteur van de mystieke Zohar-boeken? Hij leefde in dezelfde periode en op Lag Ba’Omer bezingen we hem.
De antwoorden op deze en andere vragen liggen verborgen in de geschiedenis van een turbulente periode en in de mysteries van de joodse denkbeelden over het Messiaanse tijdperk.

In het jaar 70 vernielden de Romeinen de Tweede Tempel. Jeruzalem en de streek errond lag volledig in puin. Duizenden stierven tijdens vreselijke gevechten, of door honger en ontbering. Duizenden anderen werden verkocht als slaaf en naar het buitenland gebracht. De Romeinen beschouwden de joodse natie als overwonnen, uitgeroeid en verslagen. Maar zelfs in de nederlaag lukte het de spirituele leiders van het joodse volk om het joodse leven weer op te bouwen en de joodse instellingen opnieuw te installeren. Ze waren zo succesvol dat een joodse militaire leider, die Bar Kosiba heette, er rond het jaar 135 in lukte een leger op de been te krijgen om de gehate Romeinen uit het land van Israël te verjagen. Vele duizenden vergezelden hem, onder wie de grote Talmoed geleerde, Tanna rabbi Akiva ben Yosef. Zijn inzichten en briljante uitspraken vullen de misjna.

Feestvreugde in Meron

Veel tijdgenoten van rabbi Akiva dachten dat een nieuwe opstand tegen de Romeinen gedoemd was om te mislukken. Zij drongen er op aan bloedvergieten te vermijden. Rabbi Akiva had een andere mening dan zijn collega’s, en kreeg een meerderheid aan zijn kant. Vanuit militair oogpunt bekeken voelde hij dat een succesvolle opstand haalbaar was. Als de opstand zou lukken en de joden van over de hele wereld zouden terugkeren om hun thuisland herop te bouwen, dan kon volgens rabbi Akiva het Messiaanse tijdperk beginnen. Spiritualiteit en universele vrede zouden overheersen in die fantastische tijd, waarin alle joden zouden terugkeren naar het heilig land en waarin de Tempel heropgebouwd zou worden. Israël zou de wereld dan binnenleiden in een tijdperk van rechtvaardigheid, spirituele heropleving en voldoening.
Rabbi Akiva noemde Bar Kosiba de koning Messias. Zowel hij als de wijzen van zijn tijd geloofden dat Bar Kosiba de koning Messias was, tot dat Bar Kosiba stierf omwille van zijn zonden. Toen hij stierf, werd het hen duidelijk dat hij niet de Messias kon geweest zijn.

Rabbi Akiva (Jeruzalemse Talmoed: Ta’anit 4:15) gaf Bar Kosiba een nieuwe naam: Bar Kochba, ofwel ‘zoon van de ster’. Zo werden de woorden van de profeet voltrokken. Bar Kochba leidde een leger op dat capabel was om de lont in het kruitvat te steken. Met een van de meest dramatische proclamaties uit de joodse geschiedenis stak rabbi Akiva de zaak in brand: hij verkondigde dat Bar Kochba de lang verwachte Messias was.

Rabbi Akiva was een van de grootste Torah-geleerden en een uitmuntend leider. Als hij niet zeker van zijn zaak was, had hij zijn cruciale en radicale uitspraken nooit gedaan. Hij zou nooit iemand tot de Messias hebben uitgeroepen zonder zeker te zijn. Rabbi Akiva voegde een nieuwe, spirituele dimensie toe aan de bevrijdingsoorlog. Hij probeerde de soldaten van het zwaard samen te smelten met de soldaten van het woord. Die laatste groep waren zijn 24.000 studenten, stuk voor stuk grote Torah-kenners en goede leiders.

Deze uitmuntende geleerden werden het echte ‘leger’ van het joodse volk genoemd. Dat spirituele en morele leger zou de Torah over de hele wereld verspreiden, zou het lijden en de pijn overwinnen en de harde hand van het verdorven Romeinse keizerrijk verdrijven. Spoedig zou een nieuw tijdperk van vrede, rechtschapenheid en rechtvaardigheid beginnen. De joden verenigden zich rond één enkele leider. Er is dus een duidelijk verschil met de grote opstand uit de eeuw ervoor. Toen bestreden verschillende groepen elkaar binnen de muren van Jeruzalem, zelfs toen het Romeinse leger de poorten bestormde.

Advertentie

De opstand duurde zes jaar. Aanvankelijk boekte het leger van Bar Kochba heel wat overwinningen. Toen de rebellie begon, waren er twee Romeinse legioenen gestationeerd in het land. Eentje in Jeruzalem, het andere vlakbij Megiddo. Allebei werden ze gedecimeerd door de mannen van Bar Kochba. De joden maakten blijkbaar gebruik van guerilla-technieken: ze trokken op strooptocht vanuit hun ondergrondse schuilplaatsen, ze vielen konvooien aan vanuit een hinderlaag en gingen ’s nachts in de aanval.
Rome had zich nog nooit zo bedreigd gevoeld. Sommigen geloven dat het leger van Bar Kochba op Lag Ba’Omer Jeruzalem heroverde. Sommigen geloven ook dat Bar Kochba begon met de heropbouw van de Bait Hamikdash, de Tempel.

Maar dan keerde het tij. Bar Kochba verloor de steun van rabbi Akiva en de wijzen. Wat was er gebeurd? Bar Kochba vermoordde de Tanna-rabbijn Elazar. Hij beschuldigde de grote rabbijn ervan de Romeinen verteld te hebben waar de geheime toegangen tot de versterkte stad Betar zich bevond. Na de moord besefte rabbi Akiva dat Bar Kochba niet langer de capaciteiten bezat, die hem eerst deden geloven dat Bar Kochba de Messias was.

Er was ook nog een andere, religieuze dimensie aan het mislukken van het Messiasschap van Bar Kochba. Totaal onverwacht sloeg dan Askera, de grote plaag, toe. De droom klapte in elkaar. Het waarom zal wellicht voor altijd obscuur blijven, maar blijkbaar vond de Hemel dat de leerlingen van rabbijn Akiva niet het vereiste religieuze niveau haalden om het tijdperk van de Messias te laten aanbreken. Ze waren uitmuntend, maar er ontbrak een belangrijke factor. De Talmoed leert ons dat “de studenten van rabbi Akiva elkaar niet het gepaste respect betoonden.” Waar deze zin precies naar verwijst, is niet duidelijk.

Samen met de studenten stierf de hoop op de komst van de Messias in dat tijdperk, en ook voor de volgende duizenden jaren. Bar Kochba was geen valse Messias, maar een gefaalde Messias. Er volgde een verschrikkelijke oorlog. Bar Kochba en zijn mannen werden in de pan gehakt tijdens de hevige strijd om Betar. De oorlog liep uit op een catastrofe. Dodio Cassius maakt gewag van 580.000 joodse doden op het slagveld.

Het is daarom dat we vandaag rouwen. Tijdens de Sefirah rouwen we niet alleen om de studenten, maar ook om het falen van het joodse volk om het tijdperk van de Messias te doen beginnen, om het opbergen van de droom op joodse onafhankelijkheid en om de vervlogen joodse hoop. Elke uitbraak van antisemitisme waarmee de joden sindsdien geconfronteerd werden, kan rechtstreeks in verband gebracht worden met het falen van Bar Kochba en uiteindelijk ook met het falen van de studenten van rabbi Akiva. Die redenering geldt voor elke progrom, elk bloedbad, elke kruistocht, de holocaust en elke verbanning, die zoveel miljoenen joden de voorbije tweeduizend jaar hebben moeten verduren.

Op die eigenste dag van Lag Ba’Omer, nu tweeduizend jaar geleden, laaide er weer een sprankeltje hoop op. In het diepste van de nederlaag onthulde de Tanna, rabbi Rabbi Shimon Bar-Yochai, de geheimen van de mystieke Zohar voor een kleine groep studenten. In de Zohar liggen de geheimen die zullen leiden tot de komst van de Messias. De levendige traditie van de Zohar heeft die hoop tot vandaag springlevend gehouden. Op Lag Ba’Omer stopte de plaag. De droom werd uitgesteld, maar niet vernietigd. Generaties lang werd de droom gekoesterd. De prikkels van haar realisatie stimuleren ons tot vandaag.

Er zijn angstaanjagende gelijkenissen tussen onze tijd en de tijd van rabbi Akiva en Bar Kochba. Na de afschuwelijke Holocaust – die volgens velen het einde van het joodse volk zou betekenen – werd de joodse onafhankelijkheid hersteld. Tegen alle verwachtingen in boekte het joodse volk opnieuw miraculeuze successen. De grote Torah-centra in Europa werden vernietigd, maar in Amerika en in Israël werden de traditionele joodse scholen heropgebouwd. De studie van de Torah kende een geweldige revival. De tesjoeva (berouw) beweging heeft vele verdwaalden naar de Torah doen terugkeren. Jeruzalem en de Tempelberg zijn in Joodse handen.
De persoonlijkheid van rabbi Akiva leert ons angstaanjagende lessen, maar biedt ook mogelijkheden. Het was rabbi Akiva die begreep dat “heb uw naaste lief zoals u ook uzelf liefhebt” het doorslaggevende principe moet zijn voor het volk van de Torah. De mensen moeten het zich eigen maken, als ze hun doelen willen bereiken. Rabbi Akiva is ook de typische bekeerling (ba’al teshuva): toen hij veertig was, kende hij het verschil niet tussen de joodse lettters alef (A) en a bet (B). Maar het was wel dezelfde man die later de grootste joodse Torah-geleerde werd.

Rabbijn Pinchas Stolper