De pijn van het verleden: waarom het moeilijk blijft om de collaboratie te ‘vergeten’

Eigenlijk is het louter een formaliteit: wanneer een parlementslid een wetsvoorstel indient, moeten diens collega’s eerst oordelen of ze het wel in overweging zullen nemen. Ze antwoorden daar altijd positief op; de inhoudelijke bespreking en stemming volgen later. Met één uitzondering: wetsvoorstellen die collaborateurs uit de Tweede Wereldoorlog amnestie willen verlenen, overleven deze eerste fase nooit.

MARC REYNEBEAU

Tot enkele weken geleden. Toen brak een (Vlaamse) meerderheid in de Senaat met deze traditie door een amnestievoorstel van Vlaams Belang toch de eerste sluis te laten passeren. Ondanks alle emotionele reacties, vooral in Franstalig België en bij Joodse organisaties, besteedden de Vlaamse media er amper aandacht aan. De ‘mediawatcher’ van De Zevende Dag maakte zich zelfs, enigszins zelfgenoegzaam, vrolijk over die Franstalige opwinding. Het kwam niet in hem op om zich af te vragen of de Vlaamse media misschien niet te onverschillig waren geweest.

Het contrast was groot met wat zich een week eerder afspeelde rond de eventuele vervroegde vrijlating van Michelle Martin. Toen toonden de Belgische media zich unisono verbijsterd, uit respect voor de slachtoffers van Marc Dutroux. Dat met de amnestiekwestie de slachtoffers van de Holocaust en hun gevoelens in Vlaanderen veel minder deernis of eerbied opriepen, kwam alvast bij Joodse organisaties hard aan. Niet dat alle collaborateurs van toen persoonlijk Joden hebben vermoord, maar ze leverden wel hand- en spandiensten aan de nazi’s die dat moorden tot een staatszaak hadden gemaakt.

Advertentie

Een onhandige poging van minister van Justitie Stefaan De Clerck (CD&V) om de gemoederen te sussen, draaide averechts uit. In plaats van de zaak weg te wuiven – het is ‘maar’ een inoverwegingneming – pleitte hij zondag op de RTBF ervoor om het oorlogsverleden maar te ‘vergeten’. En zo niet, om er ‘een volwassen gesprek’ over te voeren. Zo wekte hij de indruk dat hij het wetsvoorstel dan toch aanzag als een basis daarvoor.

Samenlevingen doen er inderdaad goed aan om de demonen uit hun verleden te bezweren. ‘De bladzijde omslaan’ betekent dan dat controversiële onderwerpen uit de geschiedenis niet langer politieke of maatschappelijke twistappels blijven. Dat kan als een consensus groeit over de historische feiten, over hoe daarover te oordelen valt en over de betekenis ervan in de geschiedenis. Dan wordt het een zaak voor historici en voor het historisch besef. Dat is iets anders dan louter vergeten, uit het geheugen wissen.

Dit wetsvoorstel is daar niet dienstig bij, integendeel. Het is helemaal niet op verzoening gericht, maar pookt de controverse net weer op. Dat doet het door de hele moderne geschiedschrijving straal te negeren, al heeft die nu best de kennis in huis voor een verzoenend en sereen debat. De toelichting bij het ontwerp herhaalt slechts alle mythes, excuses, voorwendsels en insinuaties, halve waarheden en hele leugens inbegrepen, die de Vlaamse collaboratie decennialang hebben goedgepraat en geminimaliseerd, om de vervolging ervan elke legitimiteit te ontzeggen.

Het wetsvoorstel weerspiegelt de wrokkige retoriek waarmee een bepaald deel van de Vlaamse Beweging lang heeft geweigerd om verantwoordelijkheid op te nemen voor het eigen verleden. Dat veranderde pas bij de IJzerbedevaart van 2000, met het ‘historisch pardon’ van Frans-Jos Verdoodt, dat publiek erkende dat de Vlaams-nationalistische collaboratie een fout was.

Een harde flamingantische kern heeft dat echter nooit aanvaard en blijft kamperen bij zijn gelijk van toen. Daarvan is dit wetsvoorstel een uitvloeisel. Het is tenslotte niet toevallig een initiatief van Vlaams Belang. Het vergoelijkt dus de collaboratie, wil alle gevolgen van de repressie uitwissen en geeft de veroordeelden (daders die hier ‘slachtoffers’ heten) of hun nabestaanden tot in de derde graad zelfs recht op een schadevergoeding.

Maar wie is daarbij gebaat? Na al die tijd zijn amper nog betrokkenen in leven. Nog los van zijn onzinnige inhoud, maakt dit wetsvoorstel daarom in de eerste plaats een symbolisch, politiek statement over het Vlaamse verleden. Het is bedoeld om de Belgische staat te discrediteren en rehabiliteert daarbij een bepaalde, niet zo frisse ideologie. En het helpt Vlaams Belang in deze communautair spannende tijden vast in zijn oorlogje ‘om ter Vlaamst’ tegen de N-VA.

Dat zegt iets over het soort Vlaanderen dat Vlaams Belang zich droomt. ‘Vergeten’ is daar niet bij. Stof voor een ‘volwassen gesprek’ zoals De Clerck dat ietwat naïef bepleitte, heeft dit wetsvoorstel al zeker niet te bieden. Om nog te zwijgen over de schade aan het imago van Vlaanderen.

Advertentie

De auteur is redacteur bij de krant De Standaard – tekst met toestemming overgenomen