Schoolproject Holocaustgetuigen nu ook in boek omgezet
‘Genummerd voor het leven’ is de titel van een nieuw boek dat deze week in de boekhandel terechtkomt. De auteurs van het werk zijn Patricia De Landtsheer, Marc Van Roosbroeck en Etienne Van den Bulcke. Die laatste tekent voor het fotografische werk. Het boek is de neerslag van een groots project dat enkele jaren geleden opgestart werd en als prachtig voorbeeld van herinneringseducatie kan dienen.
Het meest bijzondere aan dit project en het daarbij behorende boek – oorspronkelijk een initiatief van een gedreven Marc Van Roosbroeck – is dat jongeren uit een groot aantal Vlaamse (en ook enkele Franstalige scholen) eraan meewerkten. De scholen lieten immers naast partizanen en verzetsstrijders, ondergedoken Joodse kinderen en hun redders en de laatste overlevenden uit concentratie- en uitroeiingkampen op bezoek komen in hun instellingen. Op die manier konden de leerlingen zelf de laatste levende getuigen aanhoren, interviewen en hun verklaringen optekenen.
In enkele gevallen stuurden de onderwijsinstellingen hun leerlingen op bezoek bij een getuige thuis of in het rusthuis. Met deze aanpak verzekerde Van Roosbroeck zich van een grote betrokkenheid van de middelbare schoolstudenten en van een gegarandeerd bereik van zijn doelgroep want de scholen besteedden op hun beurt de nodige aandacht aan het gebeuren, waardoor tienduizenden leerlingen de gelegenheid kregen om het tot stand komen van een getuigenis uit eerste hand ‘nog’ mee te maken. Met nadruk op het woordje ’nog’ want gedurende het project zijn er inderdaad een aantal van de laatste Holocaustoverlevenden heengegaan.
Fotograaf Etienne Van den Bulcke, die mee alle scholen bezocht alsook een aantal kampen, verklaarde aan Joods Actueel zeer blij te zijn dat het boek nu verschijnt: “Het was een werk van lange adem en met meer dan dertig schoolbezoeken en het reizen naar de kampen het meest intensieve project waaraan ik ooit meewerkte. Maar het resultaat en vooral de impact op de jonge mensen, voor wie op deze manier de verschrikkelijke gebeurtenissen wel echt dichtbij kwamen, zijn van onschatbare waarde,” aldus nog de fotograaf.
Auteur Patricia De Landtsheer deelt die mening. Zij werd door de uitgever aangezocht om de opgetekende getuigenissen en vraaggesprekken te redigeren en te stroomlijnen tot een leesbaar geheel. De schrijfster bezoekt zelf al jarenlang Vlaamse scholen in het gezelschap van kampoverlevenden. Het redigeren was geen overbodige luxe want de scholierenauteurs vormden geen echt heterogeen gezelschap. Katholieke scholen, scholen uit het onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap (het vroeger rijksonderwijs nvdr) van diverse studierichtingen gaande van afdelingen Latijn in athenea en colleges naar leerlingen uit het buitengewoon onderwijs tot zelfs een groep jeugddelinquenten in een gesloten instelling.
Advertentie
De Landtsheer die zelf ook aan de schoolbezoeken deelnam, zei tegen Joods Actueel dat het haar opgevallen was dat leerlingen uit het Gemeenschapsonderwijs beter in staat waren fascistische tendensen in een samenleving te herkennen en te duiden dan de leerlingen uit andere onderwijsnetten. Maar in alle gevallen was de onbevangen manier van vragen stellen van jonge mensen aangrijpend en zeker als jongeren echt gingen doorvragen tot op het punt waar het confronterend werd en soms moeilijk voor de getuigen in kwestie. Ze herinnert zich dat tijdens een bezoek aan een katholieke school een leerling poneerde dat je de Duitsers hun misdaden moest vergeven, de jongeman bleef daarop doorvragen maar de getuige kon juist daardoor tonen dat de naziwreedheden ook je gevoelsleven beschadigen. “Als iemand je een blauw oog slaat, verandert vergeving geen jota aan de kleur van je toegetakelde oog”. De bereikte consensus (op deze katholieke reflex?) over deze stelling was dat dit een keuze is die enkel aan het slachtoffer van dergelijke wreedheden toekomt en dat die met recht en rede ervoor kan kiezen om zijn bestaan leefbaar te houden door die confrontatie met Duitsers en Duitsland bewust te vermijden.
De schrijfster nam zelf ook het initiatief om Louis Davids (hoofdredacteur van het BIW en erevoorzitter van dit blad) zijn wedervaren tijdens de oorlogsjaren te laten vertellen en op te nemen in het boek.
Fragment uit getuigenis van de toen 15-jarige Louis Davids
Op een dag in augustus 1942 gebeurde er iets wat mij bijzonder aangreep. Vanuit het venster van onze woning, gelegen op de tweede verdieping in de Van Immerseelstraat 33 was ik getuige van een razzia. Nu nog noem ik het een mirakel dat er toen bij ons niet werd aangebeld. Gealarmeerd door het voorval besloten mijn ouders een onderduikadres te zoeken. Enkele dagen later was het zover: met de hulp van onze buren, de familie Van Dongen, dook ons gezin onder in de kelder van het huis nr. 37. Iedere ochtend bij het krieken van de dag, klauterde onze familie met zes personen over de tuinmuren van het nummer 35, het huis van de familie Sieradski die al ondergedoken leefde, naar de kelder van het nummer 37. Bij het vallen van de avond verlieten wij de kelder en kropen terug via de tuinmuren naar ons eigen huis. Toch bleken we ook daar niet veilig. Een paar dagen later viel de Gestapo binnen. Gelukkig kwamen ze niet naar de kelder.
De angst zat er goed in. We besloten ook op dit adres niet te blijven. We vertrokken met de trein naar Brussel waar we met hulp van de weerstand tenslotte een nieuw onderduikadres vonden in een achterhuis, gelegen aan de Van Ysendijckplaats 40 in Schaarbeek. Het ging er minder hardnekkig aan toe dan in Antwerpen omdat de Joden er meer verspreid woonden. Op dat ogenblik werden Joden van Hongaarse afkomst nog niet gedeporteerd, wat mij ertoe aanzette om op m’n eentje terug te keren naar mijn oorspronkelijke woonplaats te Antwerpen om te kijken of ons meubilair er nog stond. Ik wou zien of de meubels naar Brussel konden worden overgebracht.
Zonder mijn ouders in te lichten stapte ik de trein op en vertrok richting Antwerpen. Zodra ik op het adres arriveerde, belde de conciërge naar de politie en lichtte hen in over mijn terugkeer. Niet lang daarna stond een agent voor de deur. Hij verzocht mij om mee te komen. Samen met mij werd een Hongaarse buurman opgepakt. De man bracht ons naar de Gestapo in Wilrijk. De Hongaar kon aantonen dat hij geen Jood was en de Duitsers lieten hem gaan. Onze Hongaarse buurman bracht na zijn vrijlating mijn ouders in Brussel op de hoogte van mijn arrestatie. Men kan zich de opschudding van mijn ouders en zussen voorstellen. Ik werd door een camion opgehaald en overgebracht naar de Dossinkazerne te Mechelen, toen een doorgangskamp voor Joden.
Bij mijn aankomst moest ik naar een kantoor waar ik alles diende af te geven. Een Vlaamse nazi hield de wacht. Hij scheurde mijn hemd open en verwijderde mijn ’tsitsit’ (franjeachtige draden aan de kleding i.v.m. ons geloof). Ik kreeg het nummer 681 en werd verwezen naar een grote zaal. Op weg daar naartoe kreeg ik een oorvijg van een collaborateur omdat ik mijn pet niet had afgezet. In de zaal waar ik moest slapen, verbleven een tweehonderdtal mannen, vrouwen en kinderen. Van sanitair was er geen sprake: geen wastafels, douche of WC, geen lakens, geen kussen. We sliepen op een brits. ’s Morgens kregen wij een stuk brood met wat koffie en ’s middags een kom zogenaamde soep. Dat was alles voor de ganse dag. De honger liet zich vlug voelen, alsook het ongedierte. In de gang stond een grote emmer waar iedereen ’s nachts zijn behoefte moest doen. Om 21 uur ging het licht uit en om 6 uur moesten de mannen opstaan om op de koer te turnen onder leiding van een Duitser.
Advertentie
… (lees de rest van het relaas in het boek)
Genummerd voor het leven
Uitgeverij Davidsfonds
240 pagina’s, prijs: 27,50 euro
Marc Van Roosbroeck, Patricia De Landtsheer, Etienne Van den Bulcke