Joods banneling keert terug naar Libische hoofdstad Tripoli
Na de verdrijving door het Khadaffi-regime besloot David Gerbi, een Libische Jood om vanuit ballingschap in Italië terug te keren naar zijn geboorteland. Bedoeling was de oude synagoge opnieuw toegankelijk te maken en op te knappen. Maar dat liep niet van een leien dakje, zo blijkt nu.
Vertaling en bewerking: Geert Versyck/ Joods Actueel
Een duidelijk zichtbaar boze David Gerbi verklaarde dat toen hij de vuilnis ging ruimen in de synagoge hij benaderd werd door omstaanders die hem met geweld bedreigden. Ze maanden hem aan zijn werk te stoppen. Gerbi vluchtte in 1967 met zijn ouderlijk gezin naar Italië. Hij verklaarde verbaasd te zijn door deze gang van zaken nadat een lokale sheik hem nochtans toestemming gaf om de synagoge te heropenen. Zijn collega, Richard Peters liet weten dat verschillende gewapende mannen opdaagden om het gebouw te bewaken.
Met tranen in de ogen zegt Gerbi dat Libië moet beslissen of het een racistisch land zal blijven of democratisch wil worden. David Gerbi is een zesenvijftigjarige psycho-analyst maar bij de Libische rebellen staat hij vooral bekend als de ‘revolutionaire Jood’. Na vierenveertig jaar ballingschap keerde hij terug naar zijn thuisland om mee te helpen bij het verdrijven van Moammar Khadaffi. Een nog grotere uitdaging volgde.
Advertentie
Begin deze maand nam hij een sloophamer en begon een betonmuur te slopen. Achter deze muur bevond zich de toegang tot Tripoli’s grootste synagoge. Het gebedshuis werd niet langer gebruikt sinds Khadaffi de kleine Joodse gemeenschap verdreef in het begin van zijn decennia-lange heerschappij. Gerbi sloopte de muur, sprak een gebed en weende.
“Khadaffi probeerde de herinnering aan de Joodse aanwezigheid te vernietigen. Hij probeerde onze taal en ons geloof uit te roeien”, aldus Gerbi wiens familie op de vlucht naar Italië sloeg toen hij twaalf jaar oud was. “Ik wil onze nalatenschap terugwinnen, ik wil de Joden van Libië de kans geven terug te komen.”
De davidsster is nog steeds zichtbaar bij de perzikkleurige Dar al-Bishi synagoge, die zich in het oude ommuurde stadsdeel van Tripoli bevindt. Op de lege Ark, waar ooit de Thorarollen werden bewaard, staat nog steeds in verweerde Hebreeuwse tekens het Shema Jisraël – Hoor, O Israël te lezen. Grafiti kwamen in de plaats en de vloeren zijn bezaaid met afval, plastiek flessen, vodden, matrassen, drugspuiten en dode duiven. Maar vrijwilligers voerden bezems en emmers aan om grote kuis te houden.
Het duurde weken vooraleer Gerbi toelating kreeg van de nieuwe Libische machthebbers om de synagoge in ere te herstellen. Het hogere doel is om tolerantie voor het Jodendom en voor andere religies in het nieuwe Libië aan te moedigen. “Mijn hoop en verlangen is om een tolerant land te creëren, er moet gerechtigheid komen, niet alleen voor mij maar voor alle mensen die hebben geleden onder het bewind van Khadaffi” aldus David Gerbi
Toen in 1967 de Arabische bevolking zich na de Zesdaagse Oorlog tegen de Joodse bevolking keerde omdat Israël de Westbank, Jeruzalem en de Gazastrook heroverde op de aanvallende buurlanden sloeg het ganse gezin Gerbi wijselijk op de vlucht naar Italië. Twee jaar later zou Khadaffi ook de rest van de zevendertigduizend leden tellende Joodse gemeenschap verbannen.
Gerbi keerde afgelopen zomer terug naar zijn thuisland en streed mee in de revolutie die Khadaffi aan de kant moest schuiven. Hij hielp enerzijds met de strategie, anderzijds met psychologische opvang. Samen met de strijders veroverde hij in augustus vanuit de westelijke heuvels Tripoli.Nu heeft hij wijkbewoners in dienst genomen om te helpen met het opruimen en herstellen van de synagoge in Hara Kabira, een stoffige wijk waar eens Tripoli’s Joodse wijk bloeide. Hij verklaart de herstelling van de synagoge zelf te financieren en is vastbesloten te blijven tot het project voleindigd is. Hij beschouwt het als een test voor de nieuwe leiders van Libië. “Mijn doel is de synagoge te herstellen, mijn paspoort terug te krijgen, een oplossing te zoeken voor de inbeslaggenomen goederen, zowel individuele als collectieve. Ik wil bijdragen aan de heropbouw van Libië.”
Gerbi heeft geen zicht op het aantal in beslag genomen Joodse bezittingen maar hoopt niettemin dit probleem te kunnen oplossen. Daarnaast hoopt hij een herdenkingsmonument te kunnen oprichten op de Joodse begraafplaats die Khadaffi onteerd had door er appartementen en een parkeerplaats te bouwen. Waarnemend minister van justitie, Mohammed al-Alagi verklaarde dat Gerbi een rechtzaak kan inspannen. “Als hij ooit gediscrimineerd werd dan staan de Libische rechtbanken open om zijn aanspraken te beoordelen”, zo verklaarde hij tijdens een interview aan Associated Press.
Advertentie
Gerbi draagt zonder schroom of vrees een keppeltje en ziet zichzelf als een Joods goodwill-ambassadeur. Ook buiten de beschermde omgeving van het hotel waar hij verblijft maakt hij – met kippa – strandwandelingen om zijn gedachten te ordenen.
In het begin werd hij met de nodige weerstand geconfronteerd maar hij overwon die door ouderwetse galanterie, ook al beseft hij dat de invloed van het Israëlisch-Palestijns conflict en de Moslim-Broederschap zorgenwekkend blijft. De Dar al-Bishi is één van de zeldzame Libische synagogen die wellicht kunnen hersteld worden, de andere synagogen werden vernietigd of kregen een andere bestemming, sommigen werden herschapen tot moskeeën.
De eerste Joden vestigden zich 2300 jaar geleden in de Libishce kustplaatsen Tripoli en Bengazi. Ze overleefden er de opeenvolgende overheersingen door zowel de Romeinen, de Ottomaanse Turken, als de Italianen en in het recente verleden ook de tirannie Khadaffi die tweeënveertig jaar aan het hoofd van de onafhankelijke Arabische staat stond.
Sommige Joden boekten succesen als handelaars, juweliers of als geneesheren en onder islamitisch bewind werden periodes van redelijke aanvaarding afgewisseld met tijden van vijandige uitspattingen. In 1911 kwam het land onder Italiaans bestuur en de fascistische regering van Benito Mussolini vaardigde anti-Joodse wetten uit: Joden kregen geen toegang tot overheidsfuncties en werden verplicht op zaterdag, traditioneel de Joodse rustdag, te werken. Tijdens WOII werden duizenden Joden naar concentratiekampen in Noord-Afrika gestuurd waar vele honderden stierven, anderen werden gedeporteerd naar Duitsland en Oostenrijk. Na de oorlog verlieten Joden veelal het land met bestemming Israël.
Gerbi zei dat zijn familie destijds naar Italië vertrok om tijdelijk de spanningen te ontlopen, hopend dat ze ooit eens zouden terugkeren maar die droom werd vernietigd door Khadaffi’s verbanningsbesluit. Sommige familieleden vertrokken naar Israël, anderen bleven in Italië. Toch was dit niet de eerste keer dat Gerbi terug naar Libië ging. In 2002 stemde hij in om Khadaffi te helpen met zijn poging om de relaties met de internationale gemeenschap te normaliseren. Gerbi hielp toen ook een oude zieke tante om het land te verlaten en hij beweert dat zij de laatste Joodse inwoonster van Libië was. In 2009 ontmoette hij Khadaffi persoonlijk in Rome maar uiteindelijk bleek alles tevergeefs. “Ik dacht dat Khadaffi echt goede bedoelingen had, maar al snel bleek zijn onbetrouwbaarheid en dat het allemaal leugens waren”, zo verklaarde hij afgelopen zaterdag in een uitgebreid interview met Associated Press maar Ferbi blijft hoopvol gestemd over de toekomst van Libië, ook al is hij nog niet als volwaardig lid opgenomen in de nationale overgangsregering die nu Libië bestuurt.
Jalal el-Gallal, woordvoerder van de Nationale Overgangsraad (NTC) , denkt dat de pogingen van Gerbi om de synagoge te restaureren misschien voorbarig zijn. ” Dit is een tijdelijke regering is en de strijd wordt voornamelijk op andere fronten gevoerd” aldus el-Galal die eraan toevoegt dat de restauratie op dit moment voor meer verwarring zorgt”. Maar de toezegging van de belangrijkste sheikh, die vlakbij de synagoge woont, waarbij die bescherming beloofde vormt natuurlijk wél een bemoediging van formaat voor Gerbi. “De overgangsregering zegt dat ik moet wachten en dat het een gevoelig onderwerp is.” aldus Gerbi. “Ik wil niet wachten. Waarom zou ik trouwens moeten wachten, heb ik soms niet mee de revolutie gevoerd?”