Praktijk, geschiedenis en de betekenis van de Bar Mitzvah
Een Bar-mitzvah in de praktijk – Door: Rabbijn mr. drs. R. Evers
Al jaren was Yossi bezig met zijn Bar-mitzvah. Hij droomde van een grote berg cadeautjes maar daar moest hij – achteraf gezien – wel ontzettend veel voor doen. Zijn parsja – afdeling uit de Tora – was `Wajechie’, het laatste verhaal van Be¬reesjiet (Genesis), over de ontmoeting van vader Ja’akov met zijn doodgewaande zoon Josef. Dit was zijn parsja, omdat hij dertien jaar geleden op donderdag vlak voor die bewuste Sjabbat was geboren. Hij zou die dus in de synagoge moeten voorzingen.
Het Hebreeuws beheerste hij goed, maar helaas was hij niet zo muzikaal. Zijn oom Mosje, broer Richard, neef Natan, achterneef Izaak, vriend Herman en diens broer Rafael probeerden allen hun uiterste best om hem de toon- en lajnentekens bij te brengen. Drie maanden voor zijn Bar-mitzvah ontstond ook bij Yossi’s ouders lichte pa¬niek. De cadeau’s waren reeds ingekocht, de zaal al gereserveerd, de catering reeds aanbetaald doch de parsje bleek nog onvoldoende ingestudeerd. Het Tikkoen – een speciaal oefenboek, dat lijkt op een Tora-rol – vertoonde ezelsoren en scheurde uit zijn band…
Zijn pak en zijn hoed waren al gekocht en direct nagekeken op sja’atneez – verboden mengsels van wol en linnen. De das was van zijde, want zo was dat gebruikelijk in de familie van Yossi. Zijn Talles – talliet of gebedskleed – brach¬ten zijn oom Bram en tante Miriam mee uit Israël.
Het werd Yossi in de week vóór de Bar-mitzvah af en toe te zwaar. Het werd hem `zwart voor de ogen’. Hij moest ook nog zijn droosje – speech – uit zijn hoofd leren, als bewijs van zijn geleerdheid want hij stamde uit een familie van Rabbijnen. Zijn zusters moesten hem overho¬ren. Met de moed der wanhoop lukte het hem om de negienot – toontekens er in te stampen. Hij kende het bijna vlekkeloos. De donderdagavond voor de grote Sjabbat moest hij oefenen uit een echt Sefer-Tora onder het toeziend oog van de Rabbijn. De generale repetitie verliep moeizaam maar dat voorspelde een goede performance op het echte moment.
Direct na het proef-lajnen werd de se’oedat mitzvah, de verplichte Bar-mitzvah maaltijd gehouden. Want op die dag was hij echt jarig. Op de geboortedag wordt je echt Bar-mitzvah en daar hoort een grote, feestelijke maaltijd bij. Want zodra je Bar-mitzvah bent, ben je verplicht tot alle 613 ge- en verboden uit de Tora. Een grotere simcha bestaat er niet voor een Joodse man.
Sjabbatochtend – het lajnen mag ook op een doordeweekse dag maar wordt meestal op Sjabbat gedaan – stond hij vroeg op. Er zouden honderden mensen naar sjoel komen. Het meeste maakte hij zich zorgen of er vanuit de damessjoel wel voldoende snoep voor alle kinderen gegooid zou worden. Want zo wordt deze simcha luister bijgezet. De kleine kinderen in sjoel verzamelen het snoep en zo waren de gabba’iem (kosters) zeker dat er geen rommel achterbleef in het G’dshuis.
Bron voor oproepen
De eerste schriftelijke bron voor het oproepen van een Bar-mitzvah jongen voor de Tora, stamt uit de achtste eeuw. Rabbi Jehoeda Gaon wordt daar vermeld omdat hij een speciale beracha (zegening) uitsprak van ‘baroech shepotrani’, geprezen is G’d, die mij vrijgesteld heeft van straffen voor mijn zoon omdat hij nu volwassen is. Yossi werd nu verantwoordelijk voor zijn eigen gedrag. De vader van Yossi realiseerde zich echter dat hij dan wel formeel niet meer voor zijn zoon verantwoordelijk was, maar dat hij nog lang niet van zijn opvoe¬ding af was.
Advertentie
Hoewel er in de geschreven Tora geen aanduiding te vinden is voor het vieren van de Bar- of Bat-mitzvah, schrijft de Mondelinge Leer (Misjna) in Pirkee Awot – Spreu¬ken der Vaderen 5:25 – dat ‘een dertienjarige verplicht wordt om alle mitzvot (ge¬boden) in acht te nemen’ .
Dat men reeds met dertien jaar en een dag ‘synagogaal’ meerderjarig wordt, is een mondelinge traditie, waarvoor verder geen reden gegeven wordt (Responsa Rosj 16:1). Toch duiden de verschillende andere termen voor Bar- of Bat-mitzvah, die de Talmoed her en der gebruikt, zoals ‘ben da’at’ – iemand met verstand, op geestelijke rijping en lichamelijke volwassenheid. De eerste keer, dat de term Bar-mitzvah in de joodse boeken voorkomt, is de Talmoed (B.T. Sanhedrien 84b).
De eerste Bar-mitzvah
De Midrasj (Bereesjiet Rabba 53:10) leert ons, dat historisch de eerste Bar¬-mitzvah gevierd werd door Abraham toen zijn zoon Jitschak 13 jaar werd ‘op de dag dat hij gespeend werd’ – hetgeen uitgelegd wordt, dat hij losraakte van zijn jetser hara – slechte neiging. Hier ligt al aangeduid, dat de Bar-mitzvah het om¬slagpunt naar volwassenheid is: de ontwikkeling van de psychische kracht om je los te maken van verkeerde invloeden.
Gelijk een bruiloft
Wordt men automatisch Bar- of Bat-mitzvah of moet het speciaal gevierd worden? De magi¬sche kalenderdatum overschrijdt men vanzelf – met of zonder feest – maar het is een oude joodse gewoonte om de Bar-mitzvah bijna gelijk aan een ‘chassene’ – een bruiloft te vieren. Daarom noemt men hem ook wel ‘Chatan Bar-mitzvah’, en vergelijkt men de Bar-mitzvah met een bruidegom. Gelijk een huwelijk betekent een Bar-mitzvah een belangrijke nieuwe levensfase. Volgens de Zohar (mystiekleer) is het een dag van enorme simcha (vreugde), zowel in de Hemel als hier op aarde. Eigenlijk zou een Bar¬-mitzvah reeds in het huwelijksbootje kunnen stappen, hetgeen vroeger ook wel gedaan werd – een vroeg huwelijk werd als ideaal beschouwd – maar is tegen¬woordig volstrekt ongebruikelijk.
Het getal dertien
Dertien is in het Jodendom alles behalve een ongeluksgetal. Het is eerder het getal van G’ddelijke genade en de dertien geloofsprincipes van Maimonides. De Tora wordt met dertien uitlegregels verklaard, de Briet-mila (besnijdenis) is met dertien verbonden verklonken met het joodse volk en in iedere tsietsiet – schouw¬draad – zitten 8 draden en 5 knopen, samen weer 13. De namen van de Aartsva¬ders en Aartsmoeders tellen ieder tezamen 13 letters, Jakob had dertien kinderen en in het Bet haMikdasj, de heilige Tempel, werden er dertien verschillende vormen van ieder dienstvoor¬werp gebruikt. Dertien is dus een geluksgetal in het Jodendom en geen ongeluksgetal als in de wereld om ons heen.
Tefillien
Uiterlijk zien we in sjoel niet veel verschil tussen vóór en na de Bar-mitzvah, behalve met de Tefillien, de gebedsriemen met de zwarte huisjes op het voorhoofd en de linkerarm waarin verschillende stukjes perkament uit de Tora liggen. Sommige kinderen leggen geen Tefillien voor de Bar-mitzvah en gaan omstreeks de Bar-mitzvah naar de Rebbe om aldaar onder zijn auspiciën te beginnen met deze gewichtige mitzvah (gebod). In andere groeperingen beginnen de aankomende Bar-mitszvah-boys reeds drie maanden van te voren Tefillien te leggen, uiteraard eerst onder begeleiding van vader of Rabbijn.
Tefillien zijn van (koeie-)huid gemaakt, van dezelfde materie als waarvan het mensenlichaam gemaakt is om te benadrukken, dat de boodschap van de Tefillien – als in een huidtransplantatie – één moet worden met de mens. De Tefillien moeten zwart zijn: zwart verandert niet zo gauw van kleur. Zo ook moet de joodse man of vrouw zijn/haar identiteit niet opgeven.
Op de hoofdtefillien staan twee letters ‘sjien’, de ene met drie pootjes en de ander met vier pootjes. De letter sjien is in getallenwaarde 300. Twee sjiens zijn totaal 2 x 300=600. Sj-sj vormt het Hebreeuwse ‘sjeesj’ of zes (6); samen met de zeven (4+3) pootjes komen we uit op 613, het aantal ge- en verboden, dat de Bar- of Bat-mitzvah moet houden.
G’ds evenbeeld
Tefilien is de ultieme mitzvah die ons leert dat wij in G’ds evenbeeld zijn geschapen:
Rav Ada zei in naam van Rabbi Jitschak: “Waar vinden we dat G’d Tefilien draagt?” Er staat geschreven (Jesjaja 62:8): “G’d heeft gezworen bij Zijn rechterhand en bij de arm van Zijn kracht.” Zijn rechterhand is de Tora zoals er geschreven staat (Deut. 33:2): “Vanuit zijn rechterhand kwam een vuurwet voor hen.” De arm van zijn kracht is Tefilien zoals er geschreven staat in de Psalmen (29:11): “G’d geeft kracht aan Zijn volk”. Maar waar vinden we dat Tefilien Israëls kracht zijn? Omdat er geschreven staat (Deut. 28:10): “En de volken van de aarde zullen zien dat G’ds naam op u genoemd wordt en ze zullen bang zijn voor u.” De grote rabbi Eliezer zei: “Dit slaat op de Tefilien van het hoofd.” Rabbi Nachman bar Jitschak vroeg rabbi Chia bar Avin: “En wat staat er in de Tefilien van de Heer der wereld?” Hij antwoordde dat G’ds Tefilien de vers uit I Kronieken 17:21 bevat: “Wie is als Uw volk Israël, één volk op aarde, die door G’d gelost werd voor Hem als een volk om Zichzelf een naam te maken door grote en indrukwekkende wonderen” (B.T. Berachot 6a).
Onze materiële Tefilien zijn een tegenhanger van de hemelse Tefilien. In elk detail weerspiegelen ze G’ds spirituele Tefilien. Omdat ze lijken op de Tefilien van Boven staan ze spiritueel de Hemelse Tefilien zeer nabij. G’ds Tefilien vormen de kroon van de schepping. Ze staan op een zeer verheven niveau. Wanneer een mens Tefilien draagt, verheft hij zichzelf tot het hoogste spirituele niveau. Hij hecht zich aan G’d op een wijze die zelfs meditatie niet kan bereiken. Als wij Tefilien dragen en de betekenis ervan doorgronden, worden onze gedachten verheven tot het G’ddelijke. Zelfs een fysieke daad kan de mens tot grote hoogte brengen. Het grootste goed dat G’d ons geboden heeft, is de mogelijkheid Hem te benaderen en op Hem te lijken. Wanneer we Tefilien dragen, projecteren we ons in dat G’ddelijke beeld, dat ook Tefilien draagt. Wij imiteren het G’ddelijke. Daarom zijn er zo ontzettend veel details bij de Tefilien. Elk detail in onze Tefilien heeft een tegenhanger in de Hemelse Tefilien. Alleen maar mediteren op de betekenis van Tefilien is te weinig. G’d vertelde Zijn profeet Jesjaja (55:9): “Gelijk de hemelen hoger zijn dan de aarde, zo zijn Mijn wegen hoger dan uw wegen, Mijn gedachten hoger dan uw gedachten.”
Advertentie
De knoop
Het doosje van de hoofd-Tefilien heeft vier kamers; in elke kamer zit één van de afdelingen. Uit de Tefilien van het hoofd komen twee leren riemen voort: naar rechts en naar links. Het zijn twee krachten die opereren binnen G’ds Voorzienigheid: liefde en gestrengheid. G’ds liefde is vrij maar zijn rechtvaardigheid wordt door het scheppingsdoel gedicteerd. Het goede ontspruit uit G’ds liefde terwijl straf voortkomt uit Zijn gestrengheid. Deze twee werkingen opereren samen om rechtvaardigheid te creëren. Dit is de knoop van de hoofd-Tefilien. Mosjé vroeg G’d om hem het doel van het leven te tonen (Exodus 33:18): “U kunt Mijn gezicht niet aanschouwen, want een mens kan Mij niet zien en blijven leven” (33:20). Toch zag Mosjé G’ds achterkant, het doel wat aan Zijn rechtvaardigheid ten grondslag ligt. G’d zei tegen Mosjé: “Ik zal je tonen waarom de goeden lijden en de kwaden zoveel succes hebben.” G’d toonde Mosjé de knoop van Zijn Tefilien. G’ds rechtvaardigheid bestaat uit twee tegengestelde krachten: liefde en gestrengheid. De riemen van de Tefilien van het hoofd hangen voor het lichaam, naar beneden. G’d stuurt de krachten van de geschiedenis, tot in de kleinste details. De geschiedenis is uiteindelijk verbonden met het doel van het joodse volk. G’d leidt de wereldgeschiedenis om Zijn uiteindelijke doel met de schepping te bereiken. Dat is de uiteindelijke les, die wij de Barmitzvwah willen meegeven.
Rabbijn Evers studeerde fiscaal recht en klinische psychologie in Amsterdam. In 1989 ontving hij rabbinale bevoegdheid (semichah) van tien verschillende vooraanstaande autoriteiten, waaronder rabbijn Moshe Halberstam (van Tzanz-Tschakave) van de Edah HaChareidis. Hij is thans rabbijn van de Joodse gemeente van Rotterdam, en ook actief bij de joodse gemeenten van Amstedam en het NIK (de overkoepelende organisatie van Joodse Gemeenten in Nederland).