Laten we hun lied verder zingen

Interview met dr. Veerle Vanden Daelen, auteur van het boek over de heropbouw van de Antwerpse Joodse gemeenschap na WOII.
Door Yves Van de Steen

Onlangs verscheen bij uitgeverij Aksant een uniek boek van historica Veerle Vanden Daelen. Tijdens het Congres Forum ‘Kinderen van de Shoah’, Brug naar de volgende generaties op 28 oktober 2007, genoot ik het voorrecht de auteur te mogen inleiden bij een workshop. Haar boek over de heropbouw van de Joodse gemeenschap in Antwerpen na de Tweede Wereldoorlog (1944- 1960) is thans (juni 2008) definitief verschenen.(1) Toen ik Dr. Vanden Daelen haar uiteenzetting hoorde geven voelde ik aan dat ze haar onderwerp grondig kende en dat ze haar tussenkomst wegens tijdsgebrek fel inkortte. Zij heeft mijn verwachtingen meer dan ingelost.

cover-2Laten we hun lied verder zingen’ is een meesterwerk, dat het werk van Dr. Lieven Saerens op knappe wijze aanvult. Het boek telt 512 boeiende bladzijden en is exhaustief voor het thema dat zij koos. Haar geciteerde bronnenmateriaal beperkt zich niet tot studies terzake. Zij is tot in Amerika en Israël toe in archieven, ook privé- archieven, gaan snuisteren, doos per doos, map per map, folder per folder. Achtereenvolgens kwamen Jeruzalem, New York, Cincinnati, Tel Aviv, Givat Haviva en Washington aan de beurt. Ook interviews, telefoongesprekken, ongepubliceerde proefschriften en memoires vormen haar rijke documentatiebronnen. Geen inspanning was haar te veel.

Toch bleven sommige archieven voor haar gesloten. Onbegrijpelijk en betreurenswaardig, een schande om zo’n ijverige, welmenende onderzoekster bronnen te ontzeggen. Ik noem dit historische domheid. (nvdr. De archieven die gesloten bleven zijn die van ‘het Centraal beheer van de Joodse Weldadigheid en Maatschappelijk hulpbetoon’. ‘De Centrale’ weigerde consultatie van het archief wat maakt dat over de periode 1944-1951 bijna geen informatie beschikbaar is over deze materie)
Veerle worstelde zich doorheen het probleem van het vaak onbetrouwbare cijfermateriaal. De onvermoeibare strijd van alle Joden om de ruïne die de nazi’s en de collaborateurs hebben nagelaten, steen per steen, straat per straat, synagoge per synagoge, school per school verder op te bouwen is onuitgegeven. Ondanks de verdeeldheid werd de wereld blij verrast door het schitterend opbouwwerk van Joodse scholen te Antwerpen, die spoediger dan voorzien succes boekten bij de Antwerpse ouders, kleuters, scholieren en studenten, en dat geheel op eigen kracht. Ongelooflijk eigenlijk. Door het lezen van dit werk beschik ik over heel veel kennis die ik anders nooit had kunnen verwerven. Ik weet nu meer over het orthodoxe jodendom dan ik ooit had kunnen bevroeden.

De beslotenheid van die wereld heeft plus- en minpunten voor de joodse wereld, maar dat is nu eenmaal hun keuze. En het is een normale keuze. Immers als men als volk en religieuze gemeenschap in de afgrond wordt geduwd, (en hoe!), grijpt men begrijpelijkerwijze terug naar zijn diepste wortels, naar de wijze lessen van de voorouders, naar datgene wat de enige verbindingsfactor uitmaakt van de vervolgden, de aloude tradities, gebruiken, rituelen en religieuze afspraken. Anderen echter zijn, om precies dezelfde redenen, gaan twijfelen aan de overlevering en hebben gekozen voor de seculiere oplossing, die leidt naar integratie door assimilatie. Beide ‘scholen’ verdienen mijn respect.

Advertentie

Als vriend van de Joodse gemeenschap, mis ik echter heel veel rijke contacten wanneer zij kiest voor de afzondering. Dat is dan ook mijn eerste vraag .

Is het voor een filosemiet als ik geen kleine tragedie, precies door die zelfgekozen  afzondering van de orthodoxe gemeenschap, veel vriendschap en kennis te moeten missen? Was dit ook geen minpunt voor uw werk?

Vanden Daelen: Ik heb een heel positieve ervaring gehad tijdens dit onderzoek. Bijna iedereen die ik om medewerking vroeg, heeft die ook verleend. Er zijn zelfs heel mooie vriendschappen uit ontstaan. Uiteraard heb ik al deze mensen leren kennen via mijn onderzoek en zouden mijn paden misschien met niemand van hen gekruisd zijn zonder deze insteek. Maar dit is eigenlijk in elk contact zo: er is een aanknopingspunt nodig. Je hebt vrienden uit de kinderjaren, uit je studententijd, via je professionele ervaringen. En het is uiteraard zo dat er minder gelegenheden zijn om die aanknopingspunten te vinden met iemand die een religieus-orthodox leven leidt.

Men schat het aantal joden in België op 70.000 vóór de Tweede Wereldoorlog en 30.000 na de genocide. Preciese cijfergegevens blijven moeilijk te achterhalen. Meer dan 60 jaar na de Shoah is dit nog steeds zo. Kan U dit toelichten?

Vanden Daelen: De verklaring hiervoor is heel eenvoudig. In België is religie of etniciteit nooit voorwerp van een officiële registratie geweest. Er bestaan dus geen officiële statistieken. De cijfers zijn steeds extrapolaties en dus nooit 100% sluitend. Alleen voor de periode onder het nazi-regime zijn er lijsten geweest – met alle gevolgen van dien – en ook deze zijn niet helemaal sluitend omdat niet iedereen zich registreerde.

De Duitse bezetter verliet Antwerpen als ‘judenrein’. Wat betekende dit concreet?
Vanden Daelen
: Concreet betekent dit dat er net voor de bevrijding van de stad officieel geen Joods leven meer aanwezig was: alle Joodse gebouwen en instellingen waren gesloten en alle organisaties ontbonden. In de clandestiniteit was er wel nog verzet actief dat middelen voorzag voor de in Antwerpen ondergedoken Joden.

Advertentie

Vindt U het niet vreemd dat de ondergedoken joden die de bezetting hadden overleefd, zo lange tijd bleven wachten op de terugkeer van hun naasten?

Vanden Daelen:Het lijkt misschien voor de hand liggend dat men een idee had over de bijzonder kleine overlevingskansen van de gedeporteerden, maar men mag niet vergeten dat Antwerpen bevrijd werd op 4 september 1944. Voor de bevrijding van de kampen was het nog maanden wachten. Pas vanaf april 1945 kwamen de eerste overlevenden terug en het is pas dan dat men stilaan de grootte van het drama begon in te zien. Voordien waren er wel vermoedens en geruchten, maar niemand leek deze onwaarschijnlijke wreedheden echt te kunnen geloven tot het moment dat de eerste getuigen – de overlevenden – terugkwamen.

Dankzij uw boek heb ik het schrijnende lot van de Duitse Joden na de bevrijding ontdekt. Wat was er precies aan de hand? Kan U voor de lezer dit droeve verhaal bondig herhalen?

Vanden Daelen: De Duitse Joden (en met hen ook de Oostenrijkse) werden in feite vier maal slachtoffer van hun identiteit. Wanneer de anti-Joodse politiek aanvangt in nazi-Duitsland ontvluchtten velen het land omwille van hun Joods-zijn. Een deel van hen kwam in België terecht waar zij dan bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog als verdachten, omwille van hun Duitse – en dus vijandelijke – nationaliteit, opgepakt werden en naar Noord-Frankrijk gevoerd werden. Tijdens de oorlog werden zij dan opnieuw vervolgd omwille van hun Joodse identiteit om dan na de bevrijding, na jaren hun Duits burgerschap kwijt geweest te zijn omdat ze Joods waren, deze nationaliteit plots terug te krijgen en daarmee opnieuw onder de reglementering voor “vijanden” vielen. Velen werden om deze reden geïnterneerd en hun goederen werden geconfisceerd en onder sekwester “vijanden” geplaatst. Gelukkig is tegen deze laatste maatregelen gereageerd, onder andere door de Antwerpse burgemeester Camille Huysmans en door Joodse organisaties.

Deel II van uw boek, ‘Opbouw of heropbouw van de sociale hulp en het economische leven van de joden in Antwerpen’ is van cruciaal belang. Het is echter het moeilijkste deel van uw werk. Daarom wil ik mij beperken tot de hoofdmoot: de diamantsector. In 1950- 1951 was minstens 70 % van de joden in Antwerpen binnen de diamant actief. Een mirakel! Heeft u daar een uitleg voor? Vanwaar die aantrekkingskracht van de Antwerpse diamantsector?

Vanden Daelen: Joden hadden in Antwerpen steeds een nauwe band met de diamantsector. Dat was zo in de 16e eeuw en dat was ook zo van het einde van de 19e eeuw tot nu. Parallel met de grote toename aan Joodse inwoners in Antwerpen vanaf het einde van de 19e eeuw zien we ook een ‘boom’ in de diamantsector. De diamant was een goede sector voor de nieuwkomers: men diende er geen jarenlange opleiding voor te volgen, de taal was geen onoverkomelijk obstakel, het was een sector met weinig overheidscontrole en met veel mogelijkheden voor thuisarbeid. Hierdoor was het niet alleen voor de immigranten een goede branche om snel aan een inkomen te geraken, maar vast en zeker ook voor orthodox-religieuze Joden om een beroep uit te oefenen dat flexibel genoeg was om het in overeenstemming te brengen met de verplichtingen die hun Joods religieuze leven inhield. Ik denk aan het voorbereiden en het respecteren van de Sabbat en de vele vasten- en feestdagen. Hoe meer Joden zich wisten op te werken in de brance (als handelaar of eigenaar van een atelier), hoe meer Joden ook een baan konden vinden in deze sector waarbinnen “voorspraak” een heel belangrijke rol speelde. Iemand die geen familiale banden had, vond moeilijk een positie in de diamant. Binnen de Joodse gemeenschap werden die familiale banden uitgebreid tot etnische of religieuze banden. Vooral in de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog lag het aantal Joden in de diamant erg hoog. Intussen, nu de bewerking van de steentjes niet meer in Antwerpen gebeurt, is dat fel verminderd.

Joden waren en zijn ook bedrijvig in andere sectoren van het bedrijfsleven. Welke waren hun voornaamste beroepen? Zijn ze erin geslaagd hierin evenveel succes te boeken?

Vanden Daelen:  Uiteraard waren Joden niet uitsluitend actief binnen de diamant. Bijvoorbeeld, een overzicht van de beroepen van de ouders van Tachkemoni-leerlingen na de Tweede Wereldoorlog leert ons dat er een bijzonder grote variëteit aan beroepen was. Vóór en na de oorlog was textiel bijvoorbeeld zeker en vast ook een bijzondere sector. Daarnaast zijn er ook alle “Joodse” beroepen, ik denk bijvoorbeeld aan rabbijnen, voorzangers, rituele slachters, koosjere slagers, bakkers en zuivelhandelaars. Ook zien we Joden in vrije beroepen (artsen en juristen bijvoorbeeld) en in diverse handelszaken. Het zou dus zeker fout zijn te denken dat iedere Jood in de diamant werkt, ook al lagen de cijfers onmiddellijk na de oorlog wel bijzonder hoog.

Kan U de lezer uitleggen wat de ORT(3) precies was en of die een belangrijke rol heeft gespeeld bij de economische heropbouw van de joodse economische bedrijvigheid in het naoorlogse Antwerpen?

Vanden Daelen: De ORT is een Joodse organisatie, ontstaan in Rusland, die zich ervoor inzette om Joden een vak aan te leren, handenarbeid, en op die manier beter inzetbaar te maken op de arbeidsmarkt. In België organiseerde de vereniging tal van opleidingen in elektriciteit, radiotechniek, automechaniek en dergelijke meer. Concreet in Antwerpen werden vooral cursussen georganiseerd voor de leerlingen van de twee grote Joodse dagscholen, Jesode Hatora-Beth Jacob en Tachkemoni. Maar ook de cursussen knippen en naaien en de secretariaatsopleiding kenden succes. ORT paste ook zijn cursusaanbod aan de noden van de Antwerpse Joodse gemeenschap aan en organiseerde ook cursussen diamantbewerking. De impact van deze cursussen is moeilijk in te schatten, maar zeker is dat vooral vrouwen de textielcursussen gebruikten om nadien het huishouden en de zorg voor kinderen te combineren met thuisarbeid. Op die manier brachten ze extra inkomen binnen dat flexibel en combineerbaar was met het gezins- en het religieuze leven.

Na de oorlog was de joodse religieuze infrastructuur in Antwerpen een puinhoop. De pijnlijke afwezigheid van de gelovigen maakte een bijzonder desolate, tragische indruk. Nochtans is men er vrij snel in geslaagd dit religieuze leven herop te bouwen. Het CVJB(4) speelde daarin een grote rol. Eigenaardig genoeg werd de voordien sterke zionistische strekking van het joodse leven vervangen door een bloeiende orthodoxe strekking. Zijn er bijzondere elementen die deze mentaliteitswijziging hebben veroorzaakt?

Vanden Daelen: De zionistische strekking wordt niet echt “vervangen” door de religieuze. Beiden waren voor de oorlog aanwezig. Door de vervolging en de judeocide werd de gemeenschap heel sterk uitgedund. De zionisten waren door het gebeurde meer dan ooit tevoren overtuigd van de nood aan een Joodse staat en zetten dan ook alles op alles om dit gerealiseerd te zien worden. De meest gedreven elementen weken dan ook uit naar Palestina om daar mee te bouwen aan die droom en de oprichting van Israël mee te maken in 1948. De oorlog en de zionistische overtuiging zorgden dus voor het verzwakken van deze strekking in het Antwerpse. Overlevende orthodoxe Joden waren na de vervolging eveneens nog meer overtuigd dat de orthodoxie moest blijven verder bestaan. Zij werkten aan een heropbouw in Antwerpen en werden door nieuwkomers vervoegd.

Welke constructieve rol hebben de Verenigde Israëlitische Gemeenten in Antwerpen gespeeld? Heeft dit ook bijgedragen tot de reactivering van het rijke joodse leven in België in zijn geheel?

Vanden Daelen: Shomre en Machsike Hadas vormden van na de bevrijding tot 1958 de Verenigde Israëlitische Gemeenten (VIG). Tijdens die samenwerkingsperiode werden de grote vooroorlogse synagogen hersteld en heringewijd, de scholen gingen opnieuw van start, koosjer(5) voedsel was voorhanden, er was opnieuw een ritueel bad, … kortom: alles om een religieus Joods leven te leiden werd opnieuw vanuit het niets heropgebouwd. Het spreekt voor zich dat dit een enorme bijdrage aan het Joods leven in België was.

Was het geen tragisch misverstand om de chassidim(6) negatief te beoordelen wegens de vrees voor antisemitische reacties, vanwege hun opvallend uiterlijk. Heeft men voldoende uitgelegd dat dit een uitermate vreedzame beweging is en dat hun kledij alleen maar herinnert aan de traditionele kledij van de Poolse adel in de 17e eeuw en niet meer dan dat?

Vanden Daelen: Dat uitleggen was onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog niet aan de orde. De Joden die reeds voor de oorlog in België gewoond hadden, wisten maar al te goed dat het niet eenvoudig was om de Belgische nationaliteit te verkrijgen. Daar konden jaren overgaan en de mate van “geïntegreerd” zijn, speelde een rol in de beslissing hierover. Men vreesde dat het uiterlijke vertoon van deze orthodoxe nieuwkomers een negatieve indruk zou wekken bij de overheden en mogelijk zou leiden tot een weigerachtige houding voor het toelaten van andere Joodse immigranten. Bovendien was men na de jaren van vervolging ook bevreesd om antisemitisme op te wekken. Het leek beter om geen onnodige aandacht te trekken.

De Agoedisten uitten zich bijzonder scherp en kritisch ten opzichte van de zionisten, ruimschoots vóór de stichting van Israël. Wat waren hun diepere beweegredenen?

Vanden Daelen: De Agoedat Jisraël was van oorsprong een streng religieuze organisatie, die alle orthodoxe groepen in Oost- en West-Europa en in de Verenigde Staten wou verenigen als tegenreactie op het zionisme, dat door geseculariseerde joden werd opgericht en geleid. Hun redenering was dat de verbanning uit Zion(7) door God gewild was en enkel door God, en niet door de mens, beëindigd kon worden. Dat wil niet zeggen dat Agoedisten geen voorstander waren van een leven in Palestina, integendeel, maar het moest dan wel een leven in het teken van de Thora zijn. Agoedat Jisraël was het totaal niet eens met de plannen van de zionisten om er een staat op te richten, die niet op deze principes stoelde. Toch heeft Agoedat Jisraël het gezag van het Joods Agentschap(8) gesteund en zocht het bij het Britse mandaatbestuur(9) de erkenning van een zelfstandige joodse gemeenschap in Palestina. De vereniging steunde het land wel, maar kon zich niet vinden in de manier waarop de zionisten het wilden uitbouwen.

Hoeveel joodse kinderen zijn door niet- joodse ouders verstopt? Zijn velen van hen door die helpende ouders gedwongen bekeerd tot het katholicisme? Wat waren de psychologische en materiële gevolgen voor deze kinderen die naderhand teruggehaald werden door hun ouders, al dan niet gelovige joden?

Vanden Daelen: Hanne Hellemans schreef hierover een prachtig boek. Bijna elk kind, of misschien zelfs elk kind,  dat met de vervolging en het onderduiken geconfronteerd geweest is, was hierdoor getekend.(10)

U citeert in uw boek de case van een Antwerps meisje dat trouw is gebleven aan beide ouderparen met alle trauma’s van dien. Leeft zij nog en zo ja, zijn de trauma’s verwerkt of blijft het een drama? Zijn er nog dergelijke gevallen bekend, of is zij de enige?

Vanden Daelen: In het geval van deze getuige is het bijzonder ontroerend omdat zij inderdaad twee paar ouders heeft kunnen en mogen behouden. Zolang de katholieke “oorlogsouders” leefden, is er een heel frequent en warm contact gebleven. Het grootste trauma lijkt mij in dit geval de terugkeer naar de orthodoxe familie, niet omwille van enige persoonskenmerken van de natuurlijke ouders, maar eenvoudigweg door het plotse contact met de orthodoxie zonder enige uitleg voor het jonge kind. Mij lijkt dit voor zowel de ouders als het meisje in kwestie zwaar te zijn geweest. Tegelijkertijd echter is dit een heel bijzonder verhaal omdat deze orthodoxe ouders de liefde en de band van hun dochter met haar pleegouders steeds hebben laten behouden. Voor velen – waarschijnlijk zelfs voor de meerderheid – is het verhaal intriest en zijn de trauma’s heel diep geworteld. Het is maar zeer de vraag of deze wel ooit echt helemaal aan de oppervlakte zullen komen. Uiteindelijk is de vereniging van en voor ondergedoken kinderen pas opgericht rond het moment dat de kinderen in kwestie al een leeftijd hadden waarop ze opa of oma konden zijn. Als er pas zo laat aandacht voor gekomen is, hoeft het ook niet te verwonderen dat de wonden diep zitten en de luisterbereidheid en het begrip ervoor veel te laat gekomen is.

Ook de opvoeding van joodse oorlogswezen vormde een groot discussiepunt, zowel binnen de joodse gemeenschap als binnen de niet- joodse omgeving die de kinderen tijdens de bezetting gered had. Was het moment niet aangebroken om deze oeverloze discussies stop te zetten en voorrang te verlenen aan het welzijn van deze kinderen?

Vanden Daelen: Ik kan heel goed begrijpen dat daarover veel discussie is geweest. Het was ook zo moeilijk. Wat zouden de ouders gewild hebben in dat geval? Wat was de beste beslissing voor het kind zelf? Sowieso ging het bij oorlogswezen over heel verdrietige situaties. Voor de kinderen zelf was het getouwtrek uiteraard bijzonder triest, maar dat geldt ook voor al wie van die kinderen hield.

De Amerikaanse Joint- vertegenwoordigers(12) beklemtoonden, ondanks de vele moeilijkheden die waren opgedoken bij de herinrichting van de Antwerpse joodse scholen, het buitengewone succes van het joodse onderwijs in Antwerpen. Mag dit succes niet als uniek geprezen worden?

Vanden Daelen: Het is vast en zeker een unicum geweest dat er zo snel na de oorlog Joods onderwijs in Antwerpen georganiseerd werd en dat dit geëvolueerd is naar zo’n uitgebreid net. Aanvankelijk zagen de Amerikaanse Joodse hulporganisaties niet in waarom ze dit Joodse dagonderwijs zouden ondersteunen. De nood onmiddellijk na de oorlog was dermate groot en Joodse kinderen konden in België gratis dagonderwijs volgen. Volgens hen was enkel investeren in Joodse bijscholen te rechtvaardigen. Enkele jaren later zagen zij wel in dat deze Joodse scholen heel bijzonder waren. De hoge percentages Joodse kinderen in Joods onderwijs in Antwerpen waren ook heel uitzonderlijk.

Mag ook de liberale staatsinrichting van de Belgische democratie bij dit succes niet ruimschoots geprezen worden?

Vanden Daelen: Zeker wel! Het systeem van “gesubsidieerde vrijheid” heeft zeker zijn vruchten afgeworpen. Zowel het Joodse religieuze leven als het onderwijs kregen, van zodra zij erkend werden door de staat (en dus aan bepaalde normen voldeden), financiële steun.

Ondanks uw buitengewone inspanningen bij de totstandkoming van dit werk ontbreken een index, een zaken- en persoonsregister. Waarom?

Vanden Daelen: Het had inderdaad misschien zinvol geweest, maar ik vond dat qua zakenregister de titels van de hoofdstukken vrij goed aangaven wat er kwam en ik heb ook getracht niet te veel namen te noemen doorheen mijn verhaal, omdat ik het schrijven van een selectieve hagiografie wilde vermijden. Dat zou onrecht doen aan de inspanningen van zovele anoniem gebleven mensen.

Waarom hebt U voor dit onderwerp gekozen en hoeveel tijd heeft het u gekost om dit werk tot stand te brengen?

Vanden Daelen: Ik heb als onderzoeker gewerkt bij de eerste Commissie Buysse(13), de commissie die onderzocht heeft welke Joodse goederen gespolieerd geworden zijn en wat er tijdens en na de oorlog mee gebeurd is. Ik woonde op dat moment nog maar sedert kort in Antwerpen en nam elke dag de trein van Antwerpen-Centraal naar Brussel-Noord. Ik vertrok van een plek met een bruisend Joods leven en ik werkte op mijn bureau met gegevens over hoezeer Joods Antwerpen van de kaart geveegd was tijdens de oorlog. Het deed bij mij de nieuwsgierigheid groeien naar wanneer en hoe Joods leven teruggekomen is naar Antwerpen en in hoeverre dit Joodse leven al dan niet verschilde van het vooroorlogse. Toen er aan het Instituut voor Joodse Studies aan de Universiteit Antwerpen doctoraatsbeurzen uitgeschreven werden, heb ik het voorstel ingediend om dit onderzoek te voeren. Ik ben heel blij dat ik de kans gekregen heb hieraan te beginnen.

In uw boek heb ik slechts een vijftal drukfouten gevonden. Bent U geholpen door een corrector?

Vanden Daelen: Er is inderdaad nagelezen, maar dat was dan vooral om ervoor te zorgen dat er niet te veel Belgisch-Nederlandse termen instonden. Het boek is immers uitgegeven bij een Nederlandse uitgeverij, Aksant. Ook bij mijn doctoraal proefschrift ben ik heel nauwkeurig geweest bij het schrijven. Het doet plezier te horen dat dit goed gebeurd is. Niets is zo vervelend dan lezers ergeren met fouten die niets met de inhoud van je tekst te maken hebben.

Hebt u een gouden raad voor uw collegae historici die zich aan een vergelijkbaar werk zouden willen wagen?

Vanden Daelen: Raad heb ik niet echt, ik weet alleen dat ik zelf een onderwerp bestudeerd heb dat mij bijzonder interesseert en dat op zich geeft de nodige energie en motivatie. De bereidwillige hulp en vriendschap die ik van respondenten binnen en ook buiten de Joodse gemeenschap ontving, hebben niet alleen dit onderzoek goed gedaan, maar zijn een geschenk voor het leven. Bij deze wil ik ook graag iedereen die me geholpen heeft nogmaals bijzonder hartelijk bedanken.

Van harte proficiat met de publicatie van je boek. Het hoort thuis in de betere boekhandel en moet in elke zichzelf respecterende bibliotheek terug te vinden zijn.

Ik hoop dat het door goede recensies en mond aan mond reclame de vele lezers krijgt dat het verdient! Dank je voor dit verhelderende interview.

Noten

(1)     Vanden Daelen, Veerle, Laten we hun lied verder zingen. De heropbouw van de joodse gemeenschap in Antwerpen na de Tweede Wereldoorlog (1944-1960), Aksant, Amsterdam 2008, ISBN 978 90 52 60 249 3

(2)     Saerens, Lieven, Vreemdelingen in een wereldstad. Een geschiedenis van Antwerpen en zijn joodse bevolking (1880-1944), Lannoo, Tielt, 2000, ISBN 90 209 41097

(3)     Organisation of Rehabilitation through training, gesticht in 1880 in Sint- Petersburg.

(4)     Comité ter verdediging van de Joden in België ( CVJB)

(5)     Kasjroet is het geheel van spijswetten dat in het Jodendom bepaalt of voedsel wel of niet door Joden gegeten mag worden. Voedsel dat aan deze spijswetten voldoet, wordt in het Nederlands kosjer of koosjer genoemd.

(6)     Het Chassidisch Jodendom is een ultra- orthodoxe richting binnen het Jodendom. Het woord

‘Chassidisch’ is afgeleid van het Hebreeuwse chassidus, dat ‘ vroomheid’ betekent.

(7)  Zion of Sion is een van de bergen van Jeruzalem. Tegenwoordig is dit het joodse kwartier van de huidi                       ge Oude Stad. Jeruzalem en het Land van Israël worden voornamelijk door Joden soms ook Zion

Genoemd. De term ‘ zionisme’ is hiervan afgeleid.

(8) Joods Agentschap of Jewish Agency is een Joodse organisatie die de belangen van Joden over de hele

wereld  behartigt. Het is opgericht in 1923 als zionistische organisatie.

(9) In 1920 gaf de Volkerenbond aan de Britten het mandaat over Palestina met de uitdrukkelijke opdracht

om een ‘ joods nationaal tehuis’ te verwezenlijken in Palestina, wat zij hebben verzuimd.

(10) Hellemans, Hanne, Schimmen met een ster, Het bewogen verhaal van joodse ondergedoken kinderen

Tijdens de Tweede Wereldoorlog in België, Antwerpen, 2007, 295 pp.

(11)KZ- syndroom of concentratiekampsyndroom is de aanduiding voor gemeenschappelijk voorkomende

reacties en gedragingen van personen die een grootschalige negatieve gebeurtenis hebben meegemaakt,

zoals overlevenden van vernietigingskampen ten tijde van de Holocaust.

(12)American Jewish Joint Distribution Committee (Joint/  JDC), opgericht op 27 november 1914.

(13)Commissie Buysse is een Belgische Commissie voor de schadeloosstelling van de leden van de Joodse

Gemeenschap van België, opgericht door toenmalig Eerste- Minister Jean-Luc Dehaene.