Israëlische militairen helpen Palestijnen

Yana Kisluk gooit haar paardenstaart over haar ene schouder. Over de andere schouder hangt haar M-16 machinegeweer. De knappe 21-jarige, met diamanten oorringen en perfecte make-up lijkt op het eerste zicht op alle andere Israëlische meisjes die hun verplichte militaire dienst volbrengen.

Echter, als paramedic spoedverpleegkundige binnen het Israëlische leger (Israel Defense Forces of IDF) behoort zij tot een kleine selecte groep van Israëlische soldaten die tot taak hebben medische zorg te verlenen aan Palestijnen, eerder dan zich te verdedigen tegen hen.

Onlangs werd het tweekoppig team van Kisluk en hun chauffeur opgebeld voor een pas gearresteerde Palestijnse gevangene die beweert diabetes te hebben en een controle van zijn glucose vraagt. Kisluk en haar collega Hagai Hayat rijden met de ziekenwagen naar de nabijgelegen militaire gevangenis.

De gevangene, Adnan Abu Tabeineh, een geschiedenisleraar aan Hebron’s Open Universiteit wordt geboeid binnengebracht.

“Ik voel mij zeer duizelig” vertelt hij de paramedic in gebroken Hebreeuws.

Advertentie

“Nam je vandaag reeds je medicijn?”, vraagt Kisluk.

Het antwoord is ontkennend. “Ik had één soort pillen bij me die door de soldaten zijn afgepakt en een andere soort ligt thuis.”

Met een vingerprik wordt het suikergehalte gemeten. 310 geeft de meter aan wat duidelijk veel te hoog is. “Hij heeft dringend zijn medicatie nodig.” instrueert de paramedic aan de soldaten in de gevangenis. “Zijn medicatie moet thuis worden opgehaald.”

Er wordt met geen woord gerept over de reden waarom de man is gearresteerd. De soldaten weigeren te antwoorden op vragen van de begeleidende journalist.

Een klein halfuurtje later zijn Kisluk en Hagai terug in de ziekenwagen, op weg naar de thuisbasis en een welverdiend middagmaal.

Kisluk, die als kind met haar familie alyah maakte (naar Israël immigreerde) verklaart een strikt onderscheid te maken tussen haar politieke overtuiging en haar militaire dienst.

“Soms weten we niet eens of de patiënt Arabisch of Joods is.”, zegt ze. “Wij behandelen wie er het meeste nood aan heeft.”

Advertentie

Hagai, een vriendelijke soldaat, gebronsde huid, zwart haar en gitzwarte ogen, herinnert zich een drive-by schietincident in de West Bank waarbij vier Israëli’s werden gedood.

“Zodra wij de oproep kregen vertrokken wij ter plaatse. Onderweg omgordden we onze kogelvrije vest en onze helm. Wij waren de tweede ziekenwagen die ter plaatse kwam. De slachtoffers lagen verspreid op straat. Ik benaderde slachtoffers afzonderlijk en controleerde tevergeefs hun pols. Ik nam een electrocardiogram en zag dat het onmogelijk was om te reanimeren. Dit was moeilijk voor mij. Ik kreeg zoveel opleiding en kon niets doen.”
De spoedverpleegkundigen krijgen een zeer intensieve opleiding die veertien maanden duurt en zij moeten zich akkoord verklaren om ten minste twee jaar langer in het leger te dienen. Voor Kisluk betekent dit dat ze langer in het leger blijft dan haar leeftijdsgenoten. Ze ziet het evenwel als een goede voorbereiding voor de geneeskundestudies die zij ambieert.
“Soms moet ik lachen als ik weet dat mijn leeftijdsgenoten in Amerika bijna hun hogere studies beëindigen, terwijl ik nog moet starten”, zegt ze, maar: “zo gaat het nu eenmaal in Israël. Ik weet dat ik hier zinvol werk verricht.”

De spoedverpleegkundigen die in eerste instantie zorg moeten dragen voor Israëlische soldaten werken nauw samen met plaatselijke Joodse en Palestijnse hulpdiensten. Omwille van veiligheidsredenen is het hen evenwel niet toegestaan Arabische steden of gemeenten te betreden. Medische zorgen worden daar verstrekt door de Rode Halve Maan, de Arabische tak van het Rode Kruis.

In die delen van de West Bank die onder louter Israëlische controle staan of onder gemeenschappelije Joods-Palestijnse controle zullen deze militaire paramedici geen Arabische dorpen betreden. Toch gebeurt het vaak dat verkeersslachtoffers op hoofdwegen door deze militairen worden behandeld. Soms brengen Palestijnen hun familieleden die dringend geneeskundige zorg nodig hebben tot vlakbij de toegangspoorten van de militaire kampen waarop de militaire spoedverpleegkundigen naar buiten komen om de eerste zorgen toe te dienen.

Betty Ben Zaken, slechts 21 jaar oud is verantwoordelijk voor 11 militaire spoedverpleegkundigen in de West-Bank. Zij bevestigt dat in 2010 aan in totaal 115 Palestijnen dringende zorgen werden verleend.

De Israëlische verplegers van het leger moeten wel voorzorgen nemen om zeker te zijn dat de vermeende slachtoffers geen terroristen zijn.

“Wij dragen helmen en kogelvrije vesten om onszelf te beschermen”, aldus Ben Zaken “maar we hebben op het eind van onze opleiding ook een eed gezworen dat we elke mens in nood zullen behandelen, en dit komt voor ons op de eerste plaats.”

Vorige maand hielp dit spoedverpleegkundig team bij de bevalling van een Palestijnse vrouw aan een checkpoint. Mensenrechtenorganisaties klagen aan dat Palestijnse vrouwen vaak worden opgehouden bij die checkpoints en dan ter plaatse moeten bevallen. Volgens Israëlische verantwoordelijken wordt alles in het werk gesteld om de grensovergang in deze situaties zo snel mogelijk te laten verlopen. Echter, omdat in het verleden Palestijnse ziekenwagens werden gebruikt om wapens te smokkelen moeten ze desondanks gecontroleerd worden.

Volgens Ben Zaken wordt minstens eenmaal per maand geholpen bij de geboorte van een Palestijnse baby.

Ook nog deze maand, vertelt ze, brachten familieleden een oude man binnen met een hartcrisis bij een legerbasis. De spoedverpleegkundigen konden het leven van de man redden.

“Ik denk dat ons optreden aan de Palestijnen duidelijk maakt dat vele Israëlische soldaten gewoon willen helpen. Ik hoop dat dit beïnvloedt hoe zij over ons denken.”

Een bericht van Linda Gradstein uit Karmei Tzur, West Bank
Vertaling: Geert Versyck