Reportage: in het spoor van geroofde kunst van Nederlandse Joden
Schilderijen, geroofd van omgekomen Joden, hangen nog steeds in Nederlandse musea. Wouter Kurpershoek vertelt het dramatische verhaal van de Joodse familie bankiersfamilie May. Bankier Paul en zijn vrouw plegen op de dag van de Nederlandse capitulatie zelfmoord. Hun omvangrijke collectie wordt door de Duitsers in beslag genomen en geveild.
Ruim zeventig jaar na de oorlog duikt een stuk op in een Amsterdams museum. De Nederlandse omroep KRO onderzocht het lot van de opmerkelijke kunstverzameling van de Joodse bankier Paul May.
In 1941 wordt de May collectie door de Nazi’s geveild in het veilinghuis Frederik Muller in Amsterdam, tijdens één van de “Jodenveilingen”. Heel wat stukken uit de verzameling duiken na de oorlog op in Duitsland en komen na de oorlog in handen van de Nederlandse Stichting Kunstbezit (NSK).
Deze stichting moet in theorie de rechtmatige eigenaars zoeken, maar houdt zich in de praktijk meer bezig met het vullen van de Nederlandse musea. Na de oorlog doet dochter Ellen May vanuit de Verenigde Staten aangifte van het verlies van de kunstcollectie en vraagt ze een vriend om na te trekken wat ermee gebeurde. Maar dit wordt niet opgevolgd. Sterker: de NSK veilt op haar beurt een aantal stukken van de May collectie, in hetzelfde veilinghuis Frederik Muller in Amsterdam.
Advertentie
De politieke mentaliteit was toen: “de Joden zijn weg, de kunst is nu van ons”. Maar er is meer dan alleen de geldwaarde van de kunstwerken. In veel gevallen is de kunstcollectie het enig tastbare historische bewijs van de bestaansgeschiedenis van deze Joodse mensen in Nederland.