De vele onbekende aspecten van Poerim, het Joods Lotenfeest

Poerim (dit jaar  op donderdag 1 maart) is een feest dat gebaseerd is op de Estherrol uit de latere Bijbelboeken, de Hagiografen. Met Poerim vieren we de redding van het Joodse volk uit de klauwen van de antisemiet Haman en zijn trawanten. In de Estherrol wordt de eerste maar uiterst bedreigende pogrom tegen het hele Joodse volk buiten Israël beschreven. Het uit de oud-Perzische taal afkomstige woord ‘poer’ betekent ‘lot’, reden waarom Poerim ook wel het Lotenfeest wordt genoemd. Het wordt gevierd op 14 Adar in de Joodse kalender en valt daarmee in het vroege voorjaar.

Opperrabbijn mr. drs. R Evers

In 423 voor, vond de verwoesting plaats van de eerste Beit haMikdash, de Tempel in Jeruzalem, door Nebuchadnetsar, de koning van Assyrië, en gingen de Joden in de Babylonische ballingschap. Vijftig jaar later veroverden Perzië en Medië Babylonië.

In 370 voor, wordt Ahashverosh benoemd tot koning van Perzië en Medië. Drie jaren later wordt er gedurende 180 dagen lang feest gevierd in het paleis van koning Achasjverosj. Tijdens dit feest wordt  Vasjti uitgenodigd maar zij weigert. Vasjti valt uit de gratie en wordt weggestuurd. Vier jaar later wordt Esther koningin van Achasjverosj.

Advertentie

In Nisan 358 voor, trekt Haman loten om de datum van de vernietiging van het Joodse volk vast te stellen. Op 13 Nisan van dat jaar geeft Haman opdracht om de Joden te vernietigen. Mordechai krijgt lucht van dit besluit en roept terstond alle Joden op om tesjoeva te doen en tot inkeer te komen. Van 14 tot 16 Nisan, tijdens Pesach, verordonneert Esther een 3-daagse vasten.

Op 16 Nisan 358 voor, gaat Esther naar de koning en nodigt hem met Haman uit voor een feestelijke maaltijd. Op 17 Nisan wordt Haman opgehangen. Op 23 Sivan 358 voor, krijgen de Joden toestemming zichzelf te verdedigen. Op 13 Adar 357 voor, strijden de Joden met hun vijanden en sterven de tien zonen van Haman. Op 14 Adar vieren de Joden hun overwinning maar de strijd in Sjoesjan gaat door. Uiteindelijk is er ook op 15 Adar 357 voor, feest in Sjoesjan. In 353 voor, wordt de heropbouw van de tweede Tempel in Jeruzalem begonnen.

 

 

De Vastendag van Esther

De maand Adar waarin Poerim valt, is vol vreugde en goede voortekenen maar eerst moest er stevig gebeden en gestreden worden voor het welzijn van ons volk. Dit wordt nogal eens vergeten door de goegemeente. Hoezo vasten we? In de tijd van Mordechai en Esther verzamelden de Joden zich op de 13de dag van de maand Adar, om zich te verdedigen tegen hun vijanden. Zij davvenden (baden) tot Hashem (G’d) opdat Hij hen zou helpen.

Dit is een oude gewoonte. Ook Moshe Rabbenoe vastte op de dag dat zij tegen Amalek vochten. Wij mogen aannemen dat zij ook in de dagen van Mordechai en Esther vastten op de 13de Adar. Daarom heeft Israël op zich genomen om op deze dag te vasten, en noemt men deze dag Ta’aniet Esther – de vastendag van Esther. Het dient om ons eraan te herin­neren dat de Schepper luistert naar het gebed van iedereen wanneer hij in nood is, wanneer hij vast en met heel zijn hart terugkeert tot Hashem (G’d), zoals onze voorouders in die dagen deden.

Advertentie

In ieder geval is de verplichting van deze vastendag niet zo streng als die voor de vier vasten­dagen die in Tenach (de Bijbel) beschreven zijn. Een zwan­gere of zogende vrouw of een zieke hoeft niet te vasten wan­­neer hun dat erg stoort. Echter, alle andere mensen, die gezond zijn, moeten zich niet van de gemeenschap afscheiden. Zelfs een reiziger onderweg voor wie het moeilijk is om te vasten, moet vasten.

 

De halve sjekel

Het is gebruikelijk om voor Poerim de helft van de gebruikelijke munteenheid te geven (in Europa is dit een halve Euro), als aandenken van de halve sjekel die men destijds in Adar gaf ter financiering van de publieke offers. Het is de minhag (gebruik) om drie halve munten te geven, omdat in de Thora (parasjat Ki Tisa) het woord teroema (donatie) drie maal genoemd wordt.

Men geeft dit tijdens Mincha, het middaggebed van de vastendag van Esther, voor het lezen van de megilla. Dat geld wordt aan de armen uitgedeeld. Een kind is hiervan vrijgesteld, maar wanneer zijn vader eenmaal voor hem gegeven heeft, moet hij dat altijd blijven doen zolang het kind dit nog niet zelf geeft. Sommigen zeggen dat een jongen vanaf 13 jaar verplicht is deze halve sjekel te geven, maar volgens anderen is hij vrijgesteld totdat hij twintig jaar is.

 

Megilla lezen

De 14de Adar is het Poerim. Dit sluit direct aan bij de vastendag van Esther op de 13e Adar. Vanaf de avond van Poerim kleedt men zich in Sjabbat-kleren ter ere van de megilla, de rol van Esther. Mannen en vrouwen zijn allemaal verplicht zowel ’s avonds als ’s ochtends naar de voorlezing van de megilla te luisteren. Daarom moeten ook meisjes naar sjoel (de synagoge) komen. Wanneer zij dat niet doen, moet men voor hen thuis lezen. Men moet ook jonge kinderen leren dat zij naar de megilla luisteren. Maar men moet geen baby’s naar sjoel brengen, die de aandacht van de luisteraars alleen maar afleiden.

Het is ’s avonds verboden de megilla te lezen voor het zichtbaar worden van de drie sterren, hoezeer het vasten van Ether ook stoort. Maar het is toegestaan iets te eten en te drinken voor het lezen, zoals een kopje koffie of iets dergelijks, om wat op krachten te komen van het vasten.

 

In de synagoge

Het is het mooiste wanneer men naar de megilla luistert in een sjoel, waar veel mensen zijn, want „in de menigte van mensen is de glorie van de Koning” [Spreuken 14:28]. In ieder geval moet men proberen het in een minjan (quorum) van tien mensen te horen. Wanneer dat niet mogelijk is, dan leest ieder voor zich uit een koosjere megilla met de berachot (zegenspreuken) vooraf. Wanneer er één man aanwezig is die weet hoe men de megilla lezen moet, terwijl de anderen dat niet kunnen, dan leest de kenner voor hen voor en de rest luistert en heeft daarmee zijn plicht gedaan, ook wanneer er geen minjan van tien is.

Het is de minhag (gebruik) dat de voorlezer niet uit een opgerolde megilla leest, maar die uitrolt en blad voor blad opvouwt, als een brief, omdat er staat geschreven [Esther 9:29] „De Poerim­brief”. De luisteraars hoeven dit echter niet te doen.

 

De megilla, de Estherrol

De megilla, de Estherrol is een ongepunctueerde Hebreeuwse tekst, die met inkt op een perkamenten rol geschreven is. Het is toegestaan om punctuatie voor klinkers en zangtekens in de megilla te schrijven, opdat men in een dergelijk nood­geval correct leest. Dit is beter dan dat iemand de voorlezer uit een choemasj (gedrukte tekst) souffleert, want de souffleur kan zich daardoor niet voldoende concentreren op de voorlezing.

Wanneer een gemeente geen volledig koosjere megilla heeft, maar alleen een megilla die wel op perkament geschreven is volgens halacha (Joodse wet), alhoewel er ergens in het midden enkele woorden mankeren, zonder daardoor een on­der­­werp te missen, mag men daaruit lezen, met berachot (zegenspreuken).

De voorlezer moet de ontbrekende woorden uit zijn hoofd lezen, of iemand leest hem die voor uit een choemasj, een gedrukte tekst. Maar wanneer men hele­maal geen megilla heeft, of wanneer er een volledig stuk uit de megilla ontbreekt en het begin of het eind ontbreekt, dan leest ieder voor zich, zonder bera­chot, uit een choemasj (gedrukte tekst).

 

Het voorlezen van de megilla, de Estherrol

Om de mitsva (het gebod van voorlezen en luisteren) goed te vervullen, luistert men woord voor woord naar de hele megilla van iemand die het voorleest uit een koosjere Estherrol. Men spreekt niet tijdens het lezen uit de megilla omdat daarmee het vervullen van de mitsva wordt onderbroken en dus niet gerealiseerd kan worden.

 

Iemand die het Hebreeuws niet begrijpt, heeft de mitsva toch vervuld als hij of zij de megilla in het Hebreeuws hoort voorlezen.

Degene die de megilla voorleest, heeft de intentie om de toehoorders de mitsva te laten vervullen. Degene die luistert, heeft de intentie de mitsva te vervullen door te luisteren naar de voorlezer.

De namen van de tien zonen van Haman worden vanaf de voorafgaande woorden “vijfhonderd mannen” tot en met het daaropvolgende woord “tien”, eerst door de gemeente en daarna door de voorlezer in één adem gelezen.

Het is de gewoonte om bij het noemen van de naam Haman lawaai te maken, in overeenstemming met de pasoek (vers): “Je zult de herinnering aan Amalek uitwissen” (Devarim/Deut. 25:19). De voorlezer wacht tot het weer helemaal stil is voordat hij verder leest, zodat niemand een woord mist.

 

Ommuurde en twijfelsteden

Het is de vraag of het voorlezen van de Estherrol (keriat megilla) een Rabbijnse of Thora-status heeft. Deze vraag heeft halachische (juridische) gevolgen. Als algemene regel geldt dat in geval van twijfel over een mitsva (gebod) uit de Thora, wij verzwarend beslissen – lechoemra paskenen – terwijl wij lekoela – verlichtend – paskenen bij een mitsva van de Rabbijnen.

In steden, die een muur hadden ten tijde van Jehosjoe’a ben Noen – bij de intocht in het land Kena’an (Israel) 3290 jaar geleden – wordt Poerim gevierd op 15 Adar (gelijk de hoofdstad Sjoesjan). Wat nu, als er twijfel bestaat of een bepaalde stad sinds de dagen van Jehosjoe’a ben Noen een muur had?

 

Zulke steden bestaan in Israël: Jaffa, Akko, Gaza, Lod, Tiberias, Sjechem, Hebron, Tsefat (Safed) en Chaifa, de oude steden van het Heilige Land. Moeten de inwoners van deze steden nu lechoemra (verzwarend) gaan – zowel op de veertiende als op de vijftiende Adar de lezen – of lekoela (verlichtend) en alleen op de veertiende Adar Poerim vieren, zoals de gewoonte is in de meeste steden?

 

Veertien en vijftien

In de praktijk wordt in deze steden zowel op de veertiende als op de vijftiende Adar de megilla voorgelezen. Deze minhag, gewoonte staat reeds opgetekend in de Talmoed (B.T. Megilla 5b): ‘Chizkija las de megilla in Tiberias op de veertiende en de vijftiende, omdat hij niet precies wist of deze stad reeds in de tijd van Jehosjoe’a ben Noen een muur had of niet.’

 

Alleen voorzichtigheid?

Rabbenoe Nissim (1290-1375) meent, dat Chizkija de megilla twee maal voorlas uit voorzichtigheid – middat chassidoet – maar niet omdat dit halachisch (juridisch) verplicht zou zijn. Immers, zo vervolgt Rabbenoe Nissim, de Ge’oniem (750-1000) hebben reeds gepaskend (beslist), dat men in geval van twijfel de meerderheid van de steden volgt, die geen muur hadden in de tijd van Jehosjoe’a ben Noen.

Boven­dien geldt ‘safek deRabbanan lekoela’: in geval van twijfel over een mitsva deRabbanan paskenen we verlichtend.

 

Maimonides (1135-1204), Rabbi Ja’akov Asjerie (1283-1340) en het Joodse wetboek, de Sjoelchan Aroech zijn echter van mening, dat bovengenoemde ‘twijfelachtige steden’ ha­lachisch verplicht zijn op beide dagen de megilla te lezen. Zij baseren zich uiter­aard op de hiervoor geciteerde Gemara.

Aanbouw rond de oude ommuurde steden

De Talmoed (B.T. Megilla 3b) deelt mee dat steden en dorpen in de buurt van ommuurde steden, de dien (status) van de nabijliggende ommuurde stad volgen: ook zij moeten lezen op de 15e Adar. Deze dorpen en steden moeten wel binnen een afstand van 2000 Talmoedische ellen (ongeveer 960 meter) liggen van de om­muurde steden of vanuit de ommuurde steden zichtbaar zijn.

 

Toen in de vorige eeuwen de oude Joodse steden herbouwd en uitgebreid werden, ontstonden vragen omtrent de aanbouw rond bijv. de oude stad van Jeroesjala­jim (Jeruzalem). Immers alleen de oude stad had een muur in de dagen van Jehosjoe’a ben Noen. Vele wijken bevinden zich op meer dan 2000 el afstand van de oude stad en zijn vanuit de oude stad niet zichtbaar. Hoe te paskenen, beslissen?

 

Heel Jeruzalem leest op de 15e

Ten opzichte van het loopgebied op Sjabbat geldt dat iedere aanbouw aan de stadskern tot de bebouwde kom van de stad wordt gerekend, hoewel de nieuw­bouw veel verder dan 2000 el van de stadskern kan reiken. Hoe luidt de dien (voorschrift) nu met het oog op het lezen van de megilla? In de praktijk leest geheel Jeroesjalajiem de megilla op de 15e Adar, inclusief de nieuwbouw.

 

‘s Avonds en overdag

Een volgend probleem in Israël betreft soldaten in militaire dienst. Soms zal het hen – zeker in penibele situaties – aan tijd ontbreken om de megilla twee maal te horen. Als zij moeten kiezen tussen ‘s avonds of overdag lezen, wat is dan de halachisch meest juiste beslissing?

Op Poerim moet men de megilla twee keer horen voorlezen, eenmaal ‘s avonds ingaande Poerim en eenmaal overdag. Volgens de Tosafisten (ca. 1250) en Rabbenoe Nissim is de voorlezing overdag het belangrijkst. De voorlezing ‘s avonds is relatief minder verplichtend. Dit gegeven is belangrijk in verband met de bovenstaande vraag: als een soldaat slechts beperkt verlof kan krijgen en moet kiezen tussen het horen van de megilla overdag of ‘s avonds, zou hij volgens de Chagam Zwi (18e eeuw) overdag verlof moeten aanvragen, omdat dit de hoofdverplichting vormt.

 

Eerstkomende plicht

Rabbi David Ben Zimri, Radbaz, is echter van mening dat men in derge­lijke gevallen niet zozeer moet letten op de belangrijkste verplichting maar meer op de eerstkomende verplichting, hoewel deze lichter kan zijn. ‘Men mag niet voorbijgaan aan mitsvot’ en daarom moet een soldaat verlof vragen voor de eerstkomende mitsva, dat in dit geval het lezen van de megilla ‘s avonds is. Wanneer men honderd procent zeker is, dat men maar een keer de megilla kan horen, kiest men voor de verplichting overdag, te meer daar men dan ook alle andere mitsvot (geboden) van Poerim kan vervullen.

 

Geschenken aan vrien­den, giften aan armen en de feestmaaltijd.

Men geeft op Poerim minimaal twee arme mensen een geschenk. Dit heet matanot la’evjonim, giften aan armen. Men kan ieder soort geschenk geven, zoals geld of voedsel. Men moet niet zo precies zijn wanneer men geld geeft aan de armen op Poerim. Men moet geven aan ieder die zijn hand uitsteekt. Woont men in een plaats waar geen armen zijn, dan legt men geld opzij, totdat de armen zich melden of men zendt het hun toe.

 

Sjlagmones

Behalve de matanot la’evjonim, geeft men ook aan tenminste één persoon een misjlo’ach manot (sjlagmones) want er staat geschreven [Esther 9:22]: „Het zenden van geschenken van ieder aan zijn naaste”. Dat wil zeggen dat men twee geschenken naar iemand anders moet stu­ren. Iedereen die geschenken naar vele vrienden stuurt, is prijzens­waardig. Toch is het beter om veel matanot la’evjonim– geschenken naar armen – te sturen dan om veel uit te geven aan de feestmaaltijd of ge­schenken aan vrienden. Want er is geen vreugde zo groot en mooi voor de Eeuwige dan het verblijden van het hart van armen, wezen en weduwen. Wie het hart van de minder be­deel­den verblijdt, is vergelijkbaar met de Sjechina, de G’ddelijke Aanwezigheid want er staat geschreven [Jesjajahoe 57:16]: „Om de levenslust van de onaanzienlijken op te monteren en de gebroken harten te doen opleven”.

 

Definitie van geschenken

Alleen wat eetbaar is zonder dat men er nog iets aan hoeft voor te bereiden, heet in dit verband „geschenken”. Dus bijvoorbeeld ge­kookt of gebraden vlees of vis, maar niet rauw, of allerlei snoep of vruch­ten of wijn of honing e.d.

De sjlagmones bestaan dus uit minstens twee etenswaren die direct gegeten of gedronken kunnen worden. De meeste mensen hebben de gewoonte pakketjes te maken en deze bij buren, vrienden en familie te bezorgen.

Men stuurt geen sjlagmones aan iemand binnen de twaalf maanden na het overlijden van diens vader of moeder of binnen 30 dagen na het overlijden van overige familieleden. De treurende zelf stuurt – zelfs gedurende de sjive – wel sjlagmones en matanot la’evjonim, zij het dat men die zo eenvoudig mogelijk zal houden.

 

Op Poerim geldt geen werkverbod. Toch is het beter is om niet te werken. Men draagt op Poerim Sjabbatkleding. Veel mensen hebben de gewoonte verkleed te gaan op Poerim. Alleen kleine kinderen is het toegestaan een kledingstuk van het andere geslacht aan te doen.

 

Ook vrouwen hebben de verplichting om geschenken te geven aan vrienden en armen. Misj­loach manot stuurt een vrouw aan een ande­re vrouw en een man geeft het aan een andere man. Maar geschenken voor armen kan een vrouw ook aan een man geven of omgekeerd. Som­mige vrouwen verlaten zich op hun man, dat hij ook voor haar stuurt, maar dat is niet goed en men moet hierin nauwkeurig zijn: zij moeten zelf geven.

Het is een mitsva om op Poerim overdag een feestelijke maaltijd te serveren, liefst met brood, vlees en wijn. Ook op de avond van de veertiende Adar moet men feest vieren en maakt men een iets grotere maaltijd.

Men steekt bij de maaltijd overdag kaarsen aan zoals op Jom Tov (feestdagen). Ook op de avond van de 15de moet men een beetje feestvieren. De geschenken voor vrienden en armen geeft men overdag. En omdat dit veel tijd in beslag neemt, stelt men de feestmaaltijd uit tot in de namiddag. Men davvent mincha, het middaggebed, vroeg in de middag (mincha gedolla) en houdt de maaltijd daarna. Men moet ervoor zorgen dat het grootste deel van de maaltijd overdag gehouden wordt.

 

Wijn en sjikkeren

Daar heel het wonder van de bevrijding in beweging werd gezet door wijn – Vasjti werd lastig gevallen tijdens een drinkgelag en Esther kwam in haar plaats maar ook de toedracht met Haman en zijn val gebeur­de door wijn – daarom hebben Chazal, onze Wijzen voorgeschreven dat men dronken moet worden: Men moet zo dronken worden op Poerim, dat men het verschil niet meer weet tussen ‘vervloekt is Haman’ en ‘gezegend is Mordechai’. In ieder geval drinkt men meer dan men gewoon is, ter herinnering aan het grote wonder en dan gaat men wat slapen, want als men slaapt, weet men ook geen verschil tussen ‘vervloekt is Haman’ en ‘gezegend is Mordechai’ (en slapen is beter dan dronken te worden).

Echter, iemand die van nature zwak is, en ook iemand die van zichzelf weet dat, als hij dronken wordt  hij dan – de Hemel beware – een of andere mitsva zal overtreden, b.v. een beracha of een tefilla, of dat hij zich ongepast gaat gedragen, zo iemand kan beter niet dronken worden, want alles wat men doet, moet men doen leshem Sjamajim – om G’ds Naam te eren.

Poerim sameach – een vrolijk Poerim gewenst!