Wat het Poerimverhaal ons kan leren over assimilatie en antisemitisme

Op dinsdag 10 maart is het Poerim, ook gekend als joods carnaval. In de joodse wereld bestaan er twee grote problemen: assimilatie en antisemitisme. Bestaat er een relatie tussen assimilatie en antisemitisme? Zijn het tegengestelde grootheden, die een inverse – omgekeerde – relatie onderhouden in de zin van: hoe meer assimilatie, hoe minder antisemitisme? Of bestaat er een een op een relatie: hoe minder assimilatie, hoe minder antisemitisme? Of heeft assimilatie niets met antisemitisme te maken? Het antwoord ligt besloten in de Megillat Ester, de Ester-rol.

Rabbijn Raphael Evers

DEFINITIES

Maar wat is assimilatie eigenlijk? En hoeveel soorten antisemitisme bestaan er wel niet?

Advertentie

Assimilatie betekent aanpassen van het Jodendom. Er bestaan vandaag de dag vele aangepaste vormen van Jodendom:  Jodendom in ballingschap is hier een typisch voorbeeld van.

Er bestaan tegenwoordig ook beperkte Jodendomsbelevingen, die alleen op een of slechts enkele joodse aspecten focussen:

-culinair jodendom, omdat gefillte fisch, tschulent en kigel er nu eenmaal altijd bij horen en het eerste ge- en verbod uit de Tora om eten ging.

-vegetarisch jodendom: gebaseerd op ‘Verder zei G’d: Ik geef jullie alle zaaddragende planten en alle vruchtbomen op de wereld; dit zal jullie voedsel zijn’ (Bereesjiet/Gen. 1:29).

-socialistisch jodendom, omdat de meeste Tora-voorschriften voornamelijk been adam lechavero, tussen mens en medemens zijn,

-nationalistisch jodendom, omdat het wonen in Israel zo centraal staat in de Tora. En

-kapitalistisch jodendom, omdat de Tora ook veel financiele levensdetails regelt.

Advertentie

Dit alles staat tegenover het echte Jodendom, dat alle aspecten van het leven omvat.

ANTISEMITISME

Er bestaan ook vele soorten antisemitisme:

  1. De religieuse variant, vanuit andere religies. Omdat velen leentje-buur hebben gespeeld zien ze hun oorsprong natuurlijk al lang niet meer zitten.
  2. Economisch antisemitisme. Joden zijn kennelijk harde werkers. Desondanks was bijvoorbeeld ca. 80% van de vooroorlogse Joden arbeider en financieel niet in benijdenswaardige omstandigheden. Afgunst en jaloezie op de niet bestaande rijkdom steken doorlopend hun afgrijselijke kop op.

 

  1. Sociaal antisemitisme. Jodendhaat is een sociaal vooroordeel, gekenmerkt door bepaalde stereotypen en vaste vooroordelen. Joden zijn een beetje anders. Hoe sterker het antisemitisme, hoe meer we onder elkaar blijven.

 

  1. Antisemitisme door minderwaardigheidsgevoelens. Zijn wij intelligenter? Misschien zetten we onze kinderen eerder aan het leren. Het is wel opvallend dat er relatief veel Joden zijn onder de Nobel-prijswinnaars.

 

  1. Racisme: het probleem is dat we geen ras zijn.

 

  1. Xenofobie: angst voor het vreemde. We zijn alleen niet vreemd. We wonen hier al langer dan de meeste medelanders.

 

  1. Antizionisme: de politiek van Israël. Onder het mom van anti-Israëlisme wordt het antisemitisme weer salonfähig. Antizionisme is de modernste variant van het antisemitisme.

 

Hoe ging Mordechai met antisemieten om?

Laten we kijken hoe Mordechai hajehoedi, de Jood (bij uitstek) met antisemieten omging. Mordechai werd geconfronteerd met Haman, die de ‘Endlösung’ van het joodse volk in petto had. In het derde hoofdstuk van de Megilla, de Esterrol wordt over de eerste stappen van Haman verteld. Ik parafraseer:

“Na deze gebeurtenissen maakte  koning Achasjverosj Haman, de zoon van Hammedata, de Agagiet groot, en plaatste zijn zetel boven alle andere vorsten. Alle knechten van de koning bogen zich voor Haman want zo had de koning bevolen; maar Mordechai boog niet voor Haman.

Toen zeiden de knechten van de koning tot Mordechai: Waarom overtreedt u het gebod van de koning? Zij vroegen hem dit iedere dag. Maar Mordechai luisterde niet naar hen. En zij vertelden het aan Haman om te kijken of Mordechai bij zijn standpunt zou blijven, want hij had hun te kennen gegeven, dat hij een Jood was. Toen Haman zag, dat Mordechai zich niet voor hem boog werd hij woedend. Maar hij vond het te gering om alleen Mordechai te doden. Haman wilde alle Joden vernietigen.

Onbuigzame houding oorzaak van het decreet?

Onze Wijzen vertellen dat de Joden in die tijd niet blij waren met de houding van Mordechai. Zijn onbuigzame houding werd gezien als de oorzaak van het decreet om alle Joden te doden. Direct na het bekend worden van het decreet werden alle Joden opgeroepen om drie dagen lang te vasten en te davvenen (bidden) om het decreet door de Hemel ongedaan te laten maken.

Mordechai’s tsidkoet (oprechtheid)

Waarom maakte niemand bezwaar tegen Mordechai’s onbuigzaamheid? Waarom stond niemand op om luid te verkondigen dat alles aan Mordechai te wijten was? Omdat iedereen op zijn klompen aanvoelde dat Mordechai de gedol hador, de grootste Talmied chagam (geleerde) en Tsaddiek (heilige) van hun generatie was, hij alles lesjeem Sjamajiem, voor G’d, deed en niet voor Haman boog omdat Haman een afgodenbeeldje rond zijn nek droeg.

Iedereen begreep dat Mordechai’s houding door de Tora was ingegeven en hij alles alleen ten goede van het joodse volk deed. Naast Mordechai’s totale tsidkoet was hij ook geliefd bij zijn volk. Zijn medeburgers voelden aan dat alles wat hij deed bedoeld was ten gunste van zijn volk.

Mordechai koesterde broederlijke gevoelens

Waarom men dit zo aanvoelde? Omdat hij iedereen als een broeder beschouwde en behandelde. Dit staat ook letterlijk beschreven aan het einde van de Megilla (vrij vertaald): ‘Mordechai was groot…want de Jood Mordechai was de tweede man bij koning Achasjverosj, stond hoog in aanzien bij de Joden, en was aangenaam bij veel van zijn broeders, hij zocht altijd het beste voor zijn volk, en sprak altijd voor het welzijn van al zijn kinderen’ (Ester 10:2-3). Waarom was hij groot? Omdat hij zijn volksgenoten als broeders beschouwde.

Goedheid uitstralen

Iedereen begreep, dat Mordechai altijd het beste met iedereen voorhad. En dat Mordechai volgens de halacha (de joodse wet) en de joodse overtuiging niet kon en niet mocht buigen voor de aarts antisemiet Haman. Daarom kreeg hij iedereen mee in zijn oproep tot tesjoewa (inkeer) en vasten. Niemand maakte hem verwijten. Want Mordechai was ‘allemans vriend’. Een belangrijke les voor alle joodse leiders. Geef iedereen het gevoel dat ze je vrienden zijn! Dat staat overigens al in de Tora: ‘Heb je naaste lief zoals je jezelf lief hebt’. Dit geldt ook in de jiddisje politiek.

Antisemitisme blijft een hersenkronkel

En terug naar de openingsvraag: bestaat er een relatie tussen mate van assimilatie en antisemitisme? Nee, totaal niet. Het gaat er antisemieten doorgaans totaal niet om wat de Joden doen. Antisemitisme werd niet getriggerd door Mordechai’s gedrag. Haman zocht alleen een voorwendsel om het joodse volk te vernietigen. Ook tegenwoordig zijn wij helaas weer getuige van dit hardnekkige fenomeen. Er zijn landen waar nauwelijks of geen joden wonen en het antisemitisme welig tiert. Antisemitisme is een idee fix. Het staat los van de Joden of het joodse gedrag. En heeft niets met de realiteit. Het is en blijft een hersenkronkel.

HAMANS HOOGMOED EN ACHASJWEROSJ’ PSEUDORELIGIE WAAR WAREN HAMAN EN ACHASJWEROSJ MEE BEZIG IN DE TIJD VAN DE MEGILLA?

Terwijl Mordechai iedereen tot inkeer bracht, de eenheid onder het volk smeedde en het antisemitisme bestreed waren de twee andere hoofdrolspelers ‘op eigen wijze’ bezig met hun eigen ‘religie’.

Onze Moesargeleerden, Chagmee haMoesar leggen uit dat Haman bezig was van zichzelf een afgod te maken en Achasjwerosj een soort pseudoreligie aan het maken was om een kappara (verzoening) te krijgen van de Hemel voor zijn extravagante, zelfvoldane, egoistische en egocentrische, totaal narcistische en hedonistische levenswijze.

De Sjowewiem

Onze kabbalistische Geleerden, de Chagmee haKabbala benoemden de periode tussen het lezen van parsja Sjemot (de Uittocht uit Egypte) en de parsjiot Teroema en Tetsawe (de bouw van het reizende Heiligdom) als een tijdperk dat uiterst geschikt is om tesjoewa te doen, tot inkeer te komen voor allerlei tekortkomingen in onze religieuze beleving en stelden vele vastendagen in en tijden van intense leerervaringen om tot volledige inkeer te komen. Men noemt deze periode die tot ongeveer Poeriem duurt de Sjowewiem Tat, hetgeen een acrostichon is van de beginletters van de parsjiot (Tora-afdelingen) vanaf Sjemot (Exodus) tot en met Teroema en Tetsave, de Tora-afdelingen over de bouw van de Tabernakel in de woestijn.

Haman en Farao

In dezelfde periode waarin we ons voorbereiden op Poeriem en de val van Haman (ongeveer 2500 jaar geleden gebeurd) was ook Farao (in de tijd van de Tora, ongeveer 3380 jaar geleden) bezig was van zichzelf een afgod te maken. De profeet Jechezkeel (Ezechiel) beschrijft Farao treffend als ‘een slang, die in de Nijl ligt en zegt: mij behoort de Nijl, ik heb mezelf gemaakt’ (Ezechiel 29:3). Haman droeg een afgodenbeeldje rond zijn nek, zodat iedereen die zich voor hem boog ook voor het afgodenbeeldje boog. Maar tegelijkertijd was hij zo overtuigd van zijn eigen grootheid dat hij – gelijk Farao – meende dat de hele wereld om hem draaide.

Ook Farao had zijn volk wijsgemaakt dat hij een god was. Om zijn goddelijke status te bewijzen vertelde Farao zijn onderdanen dat hij nooit naar de toilet moest. Hij deed zijn behoeften in de Nijl en dit verklaart waarom Mosje en Aharon altijd aanwezig moesten zijn bij de Nijl om Farao te waarschuwen voor het onheil dat hij door zijn hoogmoed over zijn volk bracht. De afgodische stoelgang van Farao maakten zij hierdoor impliciet volledig belachelijk. De zelf verafgodende houding van Farao en Haman werd verbrijzeld op de stenen vloer van de harde werkelijkheid na de confrontatie met de levende G’d en eindigde voor Farao in het debacle bij de Rietzee waar zijn hele leger in de woeste kolken verdronk en voor Haman aan de galg.

Achasjwerosj en zijn pseudo-religie

Om Achasjwerosj te begrijpen die zijn narcistische en extravagante levenswijze probeerde ‘schoon te poetsen’ door de Tempeldienst gedurende zijn 180 dagen durende feest te imiteren, moeten we eerst iets over de narcistische persoonlijkheid leren en daarna de Midrasjiem (achtergronden) lezen waarin de werking van de priesterkleding beschreven staat.

De narcistische persoon

De narcistische persoonlijkheid wordt beheerst door een opgeblazen gevoel van eigen gewichtigheid en is geobsedeerd door fantasieën over onbeperkte macht, successen en  genialiteit. Deze persoon is totaal overtuigd van zijn eigen uniekheid, verlangt extreem naar bewondering en verwacht dat de mensheid met zijn verwachtingen meegaat. Hij is arrogant en hooghartig. Maar dezelfde Achasjwerosj begreep dat G’d hem dit arrogante gedrag uiteindelijk zeer kwalijk zou nemen en hem – evenals zijn voorganger Belsjatzar – zou straffen.  Achasjwerosj zocht een methode om voor zijn narcistische levenswijze kappara (verzoening) te doen en de Hemel gunstig te stemmen. Hij vond een oplossing in een priesterlijke levenswijze door de beschrijving van de dienst in de Tabernakel en de kleding van de kohaniem (priesters) te imiteren, zoals deze beschreven staan in de Tora-afdelingen Teroema en Tetsave. Dit vereist enige toelichting vanuit de achtergronden van de priesterkleding in de Tora (einde Exodus).

‘En maak een zuiver gouden Tsiets, voorhoofdsplaat’ (Ex. 28:36).

Volgens de Chagamiem, onze Wijzen geeft de voorhoofdsplaat Kappara (verzoening) voor onbeschoftheid en onbeschaamdheid, arrogantie en hoogmoed. Dit is moeilijk te begrijpen want in de Tora staat zeer duidelijk dat de voorhoofdsplaat Kappara geeft voor fouten bij de offers.

Volgens onze Wijzen (B.T. Menachot 25a) slaat dit laatste op de offers die in onreinheid gebracht werden.

 

Spirituele onreinheid is ontucht

Hoe kan de Talmoed (B.T. Erechien 15b) dan stellen dat de voorhoofdsplaat kappara geeft voor brutaliteit? Het antwoord is dat onreinheid bij de offers, in menselijke termen vertaald, onreinheid in de geest betekent. Eén van de duidelijkste vormen hiervan is ontucht. Ontucht beheerst het denken, vertroebelt de geest en verlaagt `s mensens kedoesja, heiligheid. Aan het hof van Achasjwerosj schuwde men geen ontucht. Achasjwerosj, die op zoek was naar een nieuwe koningin, maakte het niet uit of deze getrouwd was, hetgeen door de Tora uitdrukkelijk verboden werd als ontucht.

Daarom stond ook op de voorhoofdsplaat: ‘Kodesj Lasjeem’ – heilig voor Hasjeem (G’d). Beide zaken liggen aangeduid in de Tsiets. De zuiver gouden plaat zelf gaf kappara voor de onreinheid van de offers maar het feit dat het op het voorhoofd geplaatst moest worden was om ook voor brutaliteit en ontucht verzoening te doen.

Daarom staat dat er ook dat op de voorhoofdsplaat een hemelsblauwe draad bevestigd moest worden, te vergelijken met het hemelsblauw van de Tsietsiet, kijkdraden op de hoeken van onze kleren.

Ontucht en hoogmoed

Ook de Tsietsiet waren bedoeld tegen ontuchtige gedachten. In de voorhoofdsplaat zaten dus drie aspecten die allemaal ontucht moesten tegengaan:

  1. Op de voorhoofdsplaat zelf stond ‘Kodesj Lasjeem’.
  2. Ten tweede is er de hemelsblauwe draad die net zoals de Tsietsiet ontuchtige gedachten moest tegengaan en
  3. bovendien droegen de Kohaniem een tulband die Kappara gaf voor hoogmoed en zelfwaan. Hoogmoed is de voorbode van ontucht. Alleen een verwaand en trots mens meent, dat zijn passies belangrijker zijn dan de heiligheid van het huwelijksleven.

 

Hemd en muts

 ‘En je moet het hemd met linnen vakjes maken en ook de muts moet je van linnen maken en de riem moet je van borduurwerk maken’ (Ex. 28:39). De Chagamiem stellen (B.T. Erechien 16a) dat het hemd kappara geeft voor moord. Het moest helemaal van linnen zijn, want vlas was het offer van Kaïn. Kaïn was de eerste moordenaar in de geschiedenis en zijn woede werd opgewekt door het feit dat zijn vlasoffer niet door G’d geaccepteerd werd. Het offer van zijn broer Hewel (Abel) werd wel geaccepteerd. Daarom doodde Kaïn Hewel. Achasjwerosj schuwde geen moord. Hij stemde zonder meer in met de plannen van Haman om een geheel volk, inclusief kleine kinderen, op een dag uit te roeien.

Tulband en riem

De mitsnefet, tulband moest van linnen zijn omdat het kappara gaf voor hoogmoed. Deze leek op een kroon, die heerschappij en macht symboliseert.

De awneet, riem geeft kappara voor de foute gedachten van het hart. Daarom was de riem ook 32 el lang (de getallenwaarde van het woord ‘hart’ in het Hebreeuws is 32).

 

Slechte gedachten tellen soms zwaarder dan werkelijke overtredingen. Wanneer men werkelijk een Awera (overtreding) heeft begaan, heeft men er verder geen behoefte meer aan.

Maar een foute gedachte blijft zeer lang door ons hoofd malen, gelijk een riem om de lendenen gewikkeld is. Daarom geeft de riem kappara voor verkeerde gedachten. De verkeerde denkinstelling in de religie is hoogmoed waarin men denkt het Opperwezen te kunnen overtroefen of zelf het Opperwezen te zijn.

Broek en incest

De broek van linnen gaf kappara voor incest. ‘Bad – linnen’ in het Hebreeuws betekent ook: ‘zich afzonderen’. Incest pleegt men in afzondering. De kleren van de Kohaniem gaven verzoening voor acht overtredingen.

Vier waren zwaar:

  1. afgoderij,
  2. ontucht,
  3. moord en
  4. kwaadsprekerij en

 

Deze vier hebben verstrekkende gevolgen:

  1. want rechtsverkrachting leidt tot een volslagen corrupte maatschappij.
  2. Hoogmoed, slechte gedachten en brutaliteit zijn de basis voor zeer veel overtredingen.

 

Effecten van de priesterkleren

De Talmoed (B.T. Sjabbat 31a) vertelt dat er eens een Geer (proseliet) bij Hilleel (1e eeuw) kwam en zei: ‘Ik wil Joods worden op voorwaarde dat men mij Koheen Gadol (Hogepriester) maakt, zodat ik al deze kleren kan dragen. Was deze man ‘vreemd’ omdat hij alleen maar Joods wilde worden om deze kleren te dragen? Nee! Waarschijnlijk had hij door wat voor effecten het dragen van deze kleren had. Hij voelde bij zichzelf dat hij al deze Awerot (overtredingen) had begaan en wilde nu met een schone lei beginnen.

Dit was ook de bedoeling van koning Achasjwerosj toen hij bij zijn grote diner van 180 dagen alle kleren van de Hogepriester aandeed, zoals beschreven staat in de Talmoed (B.T. Megilla 12a).

Twee problemen opgelost

Achasjwerosj probeerde hiermee twee misstanden recht te zetten. In Talmoed en Midrasj wordt regelmatig gesteld, dat wanneer men hier op aarde een grote maaltijd maakt, een bepaalde aanklacht in de Hemel wordt ingediend in de trant van: ’Zie, daar beneden wordt een grote maaltijd aangericht maar men heeft niets voor de Hemel bestemd’ (dit geschiedde zelfs bij Avraham toen hij een Beriet-Mila (besnijdenis)-maaltijd maakte voor zijn zoon Jitschak).

Achasjwerosj was bang dat men in de Hemel ontevreden zou zijn over zijn immense maaltijd. Daarom dacht hij dat te kunnen ondervangen door zijn maaltijd in een bepaald opzicht gelijk te maken aan offers op het altaar in de Tempel. Dat zou hem dan de kappara (verzoening) geven.

Dienstvoorwerpen uit de Tempel

Daarom gebruikte hij bij zijn maaltijd ook de dienstvoorwerpen uit de Tempel van Jeruzalem als drinkgerei en bestek. Bovendien trok hij priesterkleren aan en zorgde hij ervoor dat er meer te eten dan te drinken was (gelijkend op de offers op het altaar) en noemde hij zijn dienaren naar de offers.

Hij meende hierdoor G’ds woede af te wenden, wanneer het allemaal zou lijken op de offers in de Tempel. Hij hoopte op kappara door middel van de kleren. De priesterkleding verzoent acht overtredingen.

Voorganger gestraft

Achasjwerosj had gezien hoe zijn voorganger Belsjatszar (zie het schilderij van Rembrandt) gestraft werd toen hij de Tempelvoorwerpen misbruikte. Daarom dacht hij het beter te doen en tijdens zijn maaltijd zoveel mogelijk gelijkenis met de Tempel te creëren.

Hij dacht dat hij tijdens die maaltijd zou functioneren als de Hogepriester in de Tempel en zo verzoening met de Hemel zou bewerkstelligen. Hij meende daardoor de Hemelse aanklacht te ontlopen. Zijn dienaren gaf hij namen naar de offers. Zo meende hij gevrijwaard te zijn voor de Hemelse aanklacht dat hij hier op aarde een grote maaltijd maakte maar niet aan de Hemel had gedacht. Dit was echter pseudo-religie. Achasjwerosj knutselde een eigen religie in elkaar en deed het Jodendom na, een poging tot imitatie die in de vele eeuwen daarna nog veel vaker is voorgekomen.

Over hoe het verder ging met Achasjwerosj horen we verder niet veel. Hoe het ook zij, zijn zoon Darius gaf de Joden uiteindelijk toestemming terug te keren naar Israel en de Tempel te Jeruzalem te herbouwen.