Mark Geleyn over de gevaren voor het Belgisch Jodendom in het komende jaar

Met de roep van de sjofar opent een nieuw jaar in de Joodse kalender en begint een tijd van bezinning. Tijdens deze heilige dagen denken de Joden na over hun geloof en over hun plaats in de schepping. Joodse gemeenschappen over de hele wereld beginnen een tijd van bezinning, gebed, berouw en vernieuwde toewijding aan de heilige waarden en tradities van het Joodse volk. 

Mark Geleyn

De joodse traditie – zoals de christelijke – leert dat één van de grootste plichten van de mens bestaat in het zich verzoenen met de medemens. Wij worden opgeroepen om goed te maken wat scheef was en om de dingen recht te trekken. Hoe behandel ik mijn naaste? Wat doe ik om de wereld te verbeteren?  Het is dit moreel concept dat de kern uitmaakt van Rosj Hasjana en Jom Kipoer. En het lijkt passend om – zeker in deze tijd van het jaar – over deze hoge begrippen van verzoening en vergeving na te denken. Maar in heel West Europa, en zeker in België, werpen dreigingen een donkere schaduw over de vreugde van Rosj Hasjana. Die dreigingen zijn heel concreet. Ik noem ten eerste het antizionisme van de elite. Dan is er de campagne om de besnijdenis af te schaffen. En tenslotte is er de verontrustende Belgische houding tegen Israël en de ideologisch geïnspireerde relativering van de Shoah bij de verschillende overheden in dit land.

Antizionisme van de elite

In het begin van deze 21ste eeuw werd Europa, en met name Frankrijk en België, geteisterd door een golf van antisemitisme. Dat vandalisme, dat een tijd lang echt verontrustend was, bestempelde men toen als ‘klein antisemitisme’, omdat het vaak uitging van allochtone randgroepen die hun nijd tegen de samenleving bekoelden in lelijke slogans en straatgeweld. Dat klein antisemitisme (dat klein genoemd was door mensen die er geen last van hebben) is enigszins weggeëbd, ook al kwam het in volle brutaliteit terug tijdens de jongste Gaza-oorlog. Wat echter nu ronduit verontrustend is, is het antisemitisme van de ‘gestudeerden’. Die staan er doorgaans op dat zij niets tegen de Joden hebben, maar wel tegen de staat Israël, of althans tegen zijn regering. In naam van de strijd tegen racisme en de verdediging van de mensenrechten, wordt dan haat tegen Israël en het boycotten van dat land als aanvaardbaar voorgesteld, als morele plicht zelfs. Het is een wijd verspreid fenomeen, zeker onder een burgerlijke elite die zich verlicht noemt. Maar hoe je dat antizionisme ook wil uitleggen en welke definitie je eraan geeft, het keert zich in de realiteit altijd tegen de Joden wereldwijd.

Advertentie

Besnijdenis

Vanuit diezelfde klasse gaat nog een andere bedreiging voor de Joden in ons land uit. Zoals in enkele andere Westerse landen wordt in België campagne gevoerd om de besnijdenis af te schaffen. Die campagne misbruikt ethische, medische en juridische argumenten. Zo zijn er academici die pleiten om de besnijdenis om niet-medische redenen bij minderjarigen te verbieden. Anderen hanteren het concept kinderrechten, of persoonlijke autonomie en zelfbeschikkingsrecht. Vanuit liberale hoek is een wetsvoorstel in voorbereiding. Mocht het ooit tot een wet komen die de besnijdenis verbiedt, zou dat zeer ingrijpende gevolgen hebben voor de Joodse gemeenschap, zowel voor niet-gelovigen als gelovigen.

 

International Holocaust Remembrance Alliance (IHRA)

Op het einde van de vorige eeuw kwam, op initiatief van de toenmalige Zweedse eerste minister, de International Holocaust Remembrance Alliance tot stand. Het is een organisatie die de herinnering aan de Shoah wil wakker houden, onder meer door pedagogische programma’s te ondersteunen. Zowat alle Europese landen traden toe. Maar het heeft verschillende jaren geduurd vooraleer de Belgische regering wilde toetreden. Die organisatie werkte ook een definitie van antisemitisme uit, aan de hand van voorbeelden. Zoals de manier waarop Israël in de internationale gemeenschap wordt behandeld. Het was België dat zich, aanvankelijk als enig land, verzette tegen elke referentie naar Israël. En hoewel de definitie van antisemitisme intussen is aangenomen, blijft ook nu nog het vermelden van Israël een punt van wrijving voor enkele landen, waaronder ons land.

Welnu, in oktober aanstaande organiseert de IHRA in het Zweedse Malmö een Internationaal Forum, om te overleggen over concrete stappen op het vlak van de Herinnering en de strijd tegen antisemitisme. Vijftig landen gaan deelnemen. In ons land heeft de regering al met de deelregeringen overlegd over de positie die België op dat forum wil innemen.

Die Belgische houding belooft niets goeds. Het valt te vrezen dat die gekenmerkt zal zijn door een vijandige opstelling ten aanzien van Israël, wat we trouwens al sinds twee decennia gewoon zijn. Maar er is meer: de Belgische regering – en zeker de Vlaamse en Franstalige deelregeringen – staan voor een herinneringsconcept dat de Shoah wil inpakken in een brede bezorgdheid voor alle vervolgden en minderheden ter wereld, als een soort geglobaliseerd emotioneel humanisme. Het gevolg is dat de pedagogische opdracht van de Herinnering, dé kerntaak van IHRA, verloren gaat of gerelativeerd wordt. En het uiteindelijk concreet effect van die anti-Israël opstelling van onze overheden én van de relativering van de Shoah in de scholen zal zijn: toename van de nijd tegen Joden.

Advertentie

BDS: Boycot van Israël

Bij dit alles mogen we niet de BDS-beweging uit het oog verliezen, de beweging die Israël wil boycotten, desinvesteren en sanctioneren. De regeringshoofden van al onze buurlanden, Duitsland, Nederland, Spanje, Italië, Groot-Brittannië, hebben BDS uitdrukkelijk veroordeeld, hetzij in toespraken hetzij in geschreven stellingnamen. Frankrijk verbiedt BDS zelfs bij wet. Het Duitse parlement stemde een resolutie. In België heeft tot nu toe geen enkele premier sinds 2000 het woord BDS ook maar vermeld, laat staan veroordeeld. Dat is geen nalatigheid. Dat is een bewuste politieke afweging. Ons land is hier een bizar aandoende uitzondering in Europa.

Nood aan staatsmanschap

Ziedaar enkele zeer concrete evoluties en ideologische opstellingen die de Joodse gemeenschap in dit land met bezorgdheid moet volgen. Soms zijn het vulgariteiten zoals op het carnaval van Aalst. Soms zijn het subtiele standpunten met een discours van mensenrechten en ingekapseld in een emotioneel humanisme.

Er rust een grote verantwoordelijkheid op de schouders van de leiders van de Joodse gemeenschap om de overheden in dit land te wijzen op het aberrante van bepaalde posities. Maar die verantwoordelijkheid rust niet enkel op Joodse schouders! Alle politiek verantwoordelijken, op gelijk welk niveau, van welke gezindheid ook, zijn geroepen tot een staatsmanschap dat de Geschiedenis kent, dat getuigt van wijsheid en dat voorrang verleent aan orde en rechtvaardigheid.

Mark Geleyn, de auteur van dit artikel, is voormalig directeur-generaal op Buitenlandse Zaken, en ambassadeur in Israël en in Duitsland.