Twee Jaar Abraham Akkoorden “opletten met euforie”

De ondertekening van de akkoorden, twee jaar geleden, in het Witte Huis

Op 15 september 2020, nu twee jaar geleden, stonden de Israëlische premier Benjamin Netanjahu, samen met de buitenlandminister van de Verenigde Arabische Emiraten Abdullah bin Zayed al-Nahyan, en de buitenlandminister van Bahrain Abdullatif bin Rashid al-Zayani en met president Donald Trump, trots en opgetogen op het balkon van het Witte Huis. Zij hadden zopas de historische akkoorden ondertekend die de betrekkingen van Israël met Bahrain en met de VAE normaliseerden. Die verdragen zouden de naam Abraham-akkoorden krijgen.

Mark Geleyn

Kort daarop volgden gelijklopende akkoorden met Soedan en met Marokko. Die akkoorden gingen over samenwerking op het vlak van toerisme, handel, technologie-uitwisseling en nog meer. Dat zijn allemaal belangrijke thema’s waar de ondertekenende landen hun voordeel mee doen. Maar de echte betekenis van deze Abraham akkoorden is natuurlijk politiek. De weg naar samenwerking met Arabische landen, die tientallen jaren lang elke samenwerking met Israël hadden geweigerd, lag nu open.

Van de vier akkoorden loopt de samenwerking met de Verenigde Arabische Emiraten het best. Ambassadeurs werden uitgewisseld. Politieke bezoeken hadden plaats. De bilaterale handel bloeit. En de VAE investeerde zelfs in de aardgaswinning voor Israëls kust. Ook met Bahrain loopt het goed. Voor het koningshuis van Bahrain en ’s lands elite is het niet zozeer te doen om economische voordelen maar om het tot stand brengen van een nieuw Midden-Oosten, gebaseerd op vrede en coöperatie. Marokko werd eveneens snel bereid gevonden om toe te treden. Er is een grote Marokkaans-Joodse gemeenschap in Israël. En in Marokko zelf is een grote Joodse gemeenschap blijven wonen. De Marokkaanse koning heeft Joodse adviseurs en er zijn Joodse ambtenaren en Joodse zakenlui. Israël en Marokko wisselden gezanten uit en begonnen commerciële vluchten. Wel is de Marokkaanse regering islamistischer dan het koninklijk hof. En de Marokkaanse bevolking, die pro-Palestijns is, is zeker niet enthousiast is over de relatie.

De Israëlische president Herzog op bezoek in Abu Dhabi
De Israëlische president Herzog op bezoek in Abu Dhabi

Van de vier Arabische partners doet Soedan nog moeilijk. Het land kende decennia lang een islamistisch bewind. Het was in Khartoem, na de nederlaag in de Zesdaagse Oorlog, dat de Arabische liga de drie nee’s uitsprak: geen vrede met Israël, geen onderhandelingen en geen erkenning. Wel onderhoudt Soedan al jaren geheime contacten met Israël. En Khartoem hielp in de jaren tachtig met de Ethiopische joodse immigratie. Maar voorlopig zit de toenadering tot Israël vast. Soedan komt maar moeizaam vooruit op het pad naar democratie en modernisering. Het land kent scherpe interne spanningen.

Advertentie

De grote vraag is of Saoedi-Arabië gaat volgen. Mocht dat gebeuren, zou een cascade van nieuwe akkoorden met moslimlanden kunnen volgen. Maar een officiële toetreding tot de Abraham akkoorden zal er waarschijnlijk niet snel gebeuren, althans niet zolang koning Salman leeft. Wel is er al een waaier van discrete samenwerkingsvormen tussen Jeruzalem en Riyad. En dat heeft alles te maken met de omwenteling die zich momenteel voltrekt in het strategisch denken binnen de Arabische wereld. Die zoekt toenadering tot Israël omdat hij geen vertrouwen meer heeft in de veiligheidsgarantie die de VSA steeds verleende. Tegelijk is de Palestijnse kwestie naar het achterplan verschoven: ze is niet weg, maar domineert de Arabische relatie met Israël niet meer. Die omwenteling is heel ongemerkt begonnen. Velen in het Westen hadden niet door wat er gebeurde. Tegenover westerse bezoekers bleven de Arabische gastheren het steevast opnemen voor de Palestijnen. Maar hun prioriteiten waren verschoven.

Mark Regev, voormalig adviseur van Israëls eerste minister en gewezen ambassadeur in Londen, schreef onlangs een leerrijke analyse van de voorgeschiedenis van de Abraham akkoorden en hoe de omwenteling in het Arabisch veiligheidsdenken in zijn werk is gegaan. Ik vat zijn analyse graag samen.

De gevaarlijkste dreigingen voor de Arabische regeringen kwamen van Iran, van Al Qaida en ISIS, en van hun eigen islamistische oppositie. En ze begrepen ook dat hun strategische belangen samenvielen met die van Israël. Maar er was nog iets: de Arabische wereld begon zich af te vragen of het Westen nog wel  bereid bleef om tussen te komen in het Midden-Oosten.

In de eerste Golfoorlog (1991) waren de Irakezen uit Koeweit verdreven door een coalitie onder Westerse leiding. Die interventie bepaalde voortaan het veiligheidsdenken van de Arabieren. Zij vertrouwden voortaan op Westerse bescherming.

Maar dat vertrouwen werd geleidelijk aangetast, stukje bij beetje.

Het begon in 2011. De Arabische Lente bracht in Cairo tienduizenden op straat die een einde wilden maken het bewind van president Mubarak. En president Obama riep Mubarak op om af te treden. Dat klonk mooi bij vele Amerikanen, maar voor de Egyptische elite en voor de Arabische buren was dit een daad van verraad van een oude bondgenoot. Twee jaar later, in 2013, bestookte de Syrische president Bashar Assad zijn eigen volk met chemische wapens. Het Britse parlement, oorlogsmoe na de ervaring in Irak, verwierp het voorstel van premier Cameron om samen met westerse bondgenoten militair geweld te gebruiken tegen het regime van Assad. Daarop besloot Obama om af te zien van zijn eigen “rode lijn” die hij had getrokken als Assad chemische wapens zou inzetten. De Arabische regeringen waren verbijsterd. Als Washington en Londen tegen het regime van Assad geen geweld wilden aanwenden, wanneer dan wel?

Dan kwam het akkoord met Iran over kernwapens in 2015. De toenadering van het Westen tot de meest uitgesproken vijand van de soennitische Arabische wereld deed in vele Arabische hoofdsteden rode lichten knipperen. Het was de derde keer in vijf jaar tijd dat Washington zijn Arabische bondgenoten deed twijfelen of zij nog op de VS konden rekenen. En toen bleek dat de belangen van Israël en de Arabieren samenliepen, en dat Israël bovendien had aangetoond dat het bereid is zijn sterk leger te gebruiken als dat nodig is. De Abraham-akkoorden zijn er niet gekomen omdat de Arabische leiders Theodor Herzl hadden gelezen en de visie van een joodse staat omarmden. Die akkoorden kwamen er omdat de geopolitieke realiteit gewijzigd was en omdat Israël een betrouwbare partner bleek te zijn.

Advertentie

Ironie van het verhaal: het wantrouwen over de Amerikaanse inzet plaveide de weg naar de Abraham-akkoorden, maar de akkoorden zelf kwamen uiteindelijk tot stand dank zij Amerikaanse tussenkomst, in dit geval dank zij de Trump-administratie.

Tot zover de analyse van Mark Regev.

Er is dus met de Abraham-akkoorden verandering in de lucht boven het Midden Oosten. Maar realisme is hier op zijn plaats. Het antizionisme is nog springlevend, in de moslimwereld, en in het Westen. In het Westen zijn Palestijnse terreurbewegingen nog steeds icoontjes van westerse ‘progressieven’. Het antizionistische verhaal maakt ook nog steeds deel uit van de catechismus van de internationale ‘mensenrechtenbeweging’, met Amnesty International en de Mensenrechtenraad van de VN op kop. De Belgische regering verleent nog steeds gulle steun aan Palestijnse ngo’s die de Oorlog van de Terugkeer voeren. En de Biden administratie trok lang de neus op voor de Abraham-akkoorden omdat die door de vorige administratie was ingezet.

In de Arabische wereld is het idee van verzoening met Israël alles behalve populair. Enkele autoritaire regeringen hebben de betrekkingen weliswaar genormaliseerd, zien de Joodse Staat wellicht als bondgenoot tegen Iran en misschien als handelspartner op de wereldmarkt. Maar de publieke opinie in de Arabische wereld is nog steeds uitgesproken antisemitisch. Autoritaire regimes zijn niet afhankelijk van goedkeuring door de bevolking. Maar zij zijn er zich wel van bewust dat de islamistische radicalen het volk kunnen opjutten en hierbij steun krijgen van Iran.

Toen de Palestijnse Islamitische Jihad deze zomer vanuit Gaza duizend raketten op Israël afvuurde en Israël daarop reageerde met gerichte beschietingen, spuwden in de VN de twee staten die vrede hadden gesloten met Israël – Egypte en Jordanië – venijnige retoriek. Zij lazen van het draaiboek dat zij al 70 jaar aanwenden. En de vertegenwoordiger van de VAE deed rustig mee.

Ook al zijn de Arabische anti-Israël mantra’s in de VN slechts komedie, toch moet het feit dat zij het nodig achten zich zo te gedragen, een waarschuwing zijn om in de euforie van de ommekeer niet te hard van stapel te lopen. De gedachte dat de barrières tussen Israël en de Arabische en moslimwereld zijn geslecht is dus zeer voorbarig. Jodenhaat is nog steeds populairder dan aanvaarding van Israël. Elke vooruitgang is dus fragiel en omkeerbaar. Dat is een ontnuchterende gedachte voor allen die denken dat het conflict over het bestaansrecht van Israël voorbij is.

De auteur is de voormalige ambassadeur van België in Israël