Loofhuttenfeest en feest van de Thora


Er gebeurt zeer veel. Thuis en in de Synagoge. Maar waar doen we het allemaal voor? De eerste vraag. Allereerst is het vreemd dat wij pas in de herfst in de soeka, de loofhut zitten. De soeka is een herinnering aan de pasoek (= vers) in Exodus (23: 42-43): “Zeven dagen moet u in de loofhutten wonen. Alle ingezetenen van Israël moeten in loofhutten wonen zodat de generaties na u weten dat Ik de Israëlieten in loofhutten liet wonen, toen Ik hen uit het land Egypte geleid heb. Ik ben HaSjem, uw G‘d“.

Rabbijn mr. drs. Evers

Eigenlijk hadden we eenvoudig de Sederavond met de matzes, maror en matzeballen in de soeka moeten eten als Soekot aan de Uittocht uit Egypte herinnert. De Exodus vond plaats in de lentemaand Nisan (= april).

Echte hutten of G’ddelijke wolken?

Toch is de praktijk, dat wij Soekot pas in de herfst vieren. De vraag is waarom. Er zijn verschillende verklaringen. Maar eerst moeten we ons afvragen wat er nu precies bedoeld is met het Hebreeuwse woord voor loofhutten: soekot. De stam is het woord soeka en dat betekent ‘bedekking’. Maar op welke bedekking wordt hier gedoeld? Rabbi Akiwa meent, dat het een loofbedekking is, waaronder de Benee Jisraël in de brandende woestijnzon gezeten zouden hebben. Rabbi Eliëzer ziet het heel anders. Hij stelt, dat onze loofhutten geen herinnering zijn aan de loofhutten maar aan een andere bedekking, die ons beschermd heeft in de woestijn, namelijk de wolken van de G’ddelijke Majesteit, de ‘ananee hakawod’ in het Hebreeuws. G’d maakte de woestijnrit aangenaam. De wolken zorgden als een airconditioning voor een dragelijke temperatuur ’s nachts en overdag en beschermden ons tegen aanvallen van buiten. Deze G’ddelijke wolken zijn gedenkwaardiger dan de loofhutten omdat zij G’ds doorlopende liefde en zorg symboliseren. De loofhutten benadrukken de opofferingsgezindheid van het joodse volk. Het joodse volk volgde G’d onvoorwaardelijk de woestijn in.

Advertentie

Feest van inzameling in de herfst

Bij het betreden van onze soeka moeten we aan alle wonderen denken die G’d tijdens de Exodus voor de Benee Jisraël gedaan heeft. Als we echter in de lente in onze soekot zouden zijn gaan wonen, zou niemand hebben geweten dat wij voor de mitsva (het gebod) uit de Thora onze warme woningen hebben verlaten. Iedereen zou denken dat wij gezellig in een tuinhuisje of prieeltje getrokken zijn om te genieten van het heerlijke lenteweer na een koude winter. Om deze verkeerde conclusie tegen te gaan, heeft de Thora verordonneert, dat wij pas in de herfst in onze loofhut trekken.

Soekot wordt in de Thora op drie plaatsen ‘chag ha’asief’ – het feest van de inzameling van de oogst genoemd wanneer groente en fruit worden geoogst (o.a. in Ex. 23:16: “En het Feest van de inzameling, aan het einde van het jaar, wanneer u de vruchten van uw werk van het veld ingezameld hebt“). Dat was in Israël in de herfst.

Soekot na Jom Kippoer

Het mag geen toeval heten, dat Soekot direct na Jom Kippoer valt. Als er op Jom Kippoer voor de Benee Jisraël in de Hemel besloten zou zijn dat zij vanwege hun wangedrag in ‘golus’ (= ballingschap) moeten, dan zou de tijd die we in de Soeka doorbrengen als een soort golus gezien kunnen worden waardoor de desbetreffende Benee Jisraël er met de schrik vanaf komen.

Historisch bezien is het ook juister om Soekot pas in de herfst te vieren. Wij beslissen dat we voor de praktijk de opvatting van Rabbi Eliëzer volgen, dat soekot vertaald moet worden als ‘ananee hakavod’, de wolken van de G’ddelijke Majesteit. Toen de Benee Jisraël iets meer dan drie maanden na de Exodus met het gouden kalf zondigden, verlieten de ‘ananee hakavod’ de Benee Jisraël. Pas nadat G’d de Benee Jisraël deze zonde vergeven had op de eerste Jom Kippoer in de joodse geschiedenis, op 10 Tisjri, de zevende maand na de Exodus, keerden de wolken van de G’ddelijke Majesteit weer terug. Zo vieren we met Soekot niet alleen de Uittocht maar ook de vergiffenis na het debacle van het gouden kalf.

Tijd van onze vreugde

Advertentie

Wat is het grote verschil in de Thora-terminologie tussen de drie voetfeesten Pesach, Sjavoeot en Soekot? Soekot wordt in de Thora zelf de tijd van onze vreugde genoemd (Lev. 23:40-41): “Op de eerste dag moet u voor uzelf vruchten van sierlijke bomen, takken van palmbomen, takken van loofbomen en van beekwilgen nemen en u moet zich zeven dagen lang voor het aangezicht van HaSjem, uw God, verblijden. Dat feest voor HaSjem moet u per jaar zeven dagen lang vieren“.

Meerdere redenen tot vreugde

Het is eveneens de tijd van het inzamelen van verschillende oogsten, hetgeen in het oude Israël natuurlijk een goede aanleiding vormt om zich te verheugen. We verheugen ons natuurlijk ook over de speciale G’ddelijke bescherming die ons in de veertigjarige omzwerving door de woestijn ten deel viel en de vergeving van de zonden, vlak voor Soekot op Jom Kippoer. Tijdens Soekot werd in de Tempel te Jeruzalem met het ‘simchat bet hasjo’eva’ (= het waterscheppingsfeest) uitbundig feest gevierd door met name de ouderen en geleerden en in hun kielzog natuurlijk het hele volk.

Geheel de mens

Ook de loelav-bundel met zijn vier soorten planten, die vier verschillende soorten mensen symboliseren geeft aanleiding tot vreugde. Alle vier verschillende soorten worden in een enkele bundel verenigd, hetgeen de eenheid van het joodse volk symboliseert. De soeka wekt vreugde op omdat het ons duidelijk maakt dat we ook zonder al te veel luxe kunnen leven.

De soeka is een mitsva (= gebod) waar we met ons hele lichaam ingaan en omvat als zodanig de hele mens. Andere mitsvot doen we alleen met onze arm of ons hoofd maar bij deze mitsva zijn alle onderdelen van ons lichaam betrokken. Niet alleen dat: ook iedere handeling in de soeka wordt een mitsva. Zelfs een krant lezen moeten we in de soeka uitvoeren. De meest gewone dingen worden met Soekot een gebod van G’d. Dat alleen al is voldoende reden om zich inderdaad uitbundig te verheugen.

Met ons hele lichaam

Een andere Midrasj verklaart de vier soorten van de plantenbundel als vier belangrijke delen van ons lichaam, die erop lijken. De etrog (= citrusappel) symboliseert het menselijk hart. De palmtak (loelav) representeert onze ruggengraat. De bladen van de hadasim (= myrthetakken) lijken op onze ogen en de aravot (beekwilgenbladen) doen denken aan onze lippen. Deze uitleg geeft aan dat wij alle delen van ons lichaam in dienst moeten stellen van HaSjem.

Rabbiner Hirsch (19e eeuw, Frankfort) geeft aan dat de vier plantensoorten de vier manieren aangeven waarop wij genieten van G’ds schepping. De hadasim ruiken heerlijk en symboliseren ons reukgenot. De loelav is van de dadelpalm en stelt ons eetgenot voor dat wij uit onze omgeving betrekken. De beekwilgentakken ruiken niet lekker en smaken ook niet goed en representeren andere scheppingsproducten zoals hout als bouwmateriaal dat wij aan de wereld om ons heen ontlenen. De etrog ruikt heerlijk maar smaakt ook goed (wanneer die goed geprepareerd wordt) en vormt de ideale combinatie van genot en nut. Al deze genietingen worden door de symboliek van de loelav-bundel aan HaSjem gewijd.

Wat is Hosjanna rabba?

Hosjanna rabba is de zevende en tevens laatste dag van Soekot. De achtste dag is een apart feest en heet Sjemini chag ha’atseret, de achtste dag, het Slotfeest. Hosjanna rabba betekent letterlijk: veel hosjannot, veel wilgentakken of veel gebeden in verband met de wilgentakken. In de Talmoed wordt deze zevende dag Soekot de dag van arava, wilgentak genoemd of ‘de dag van het slaan van de wilgentakken – chiboet aravot’. Volgens de Talmoed (B.T. Soeka 42a) werden in de tijd van de Tempel enorme wilgentakken tegen het altaar aangezet en maakte men iedere dag een omgang rond het altaar. Op de zevende dag Soekot maakte men zeven omgangen rond het altaar en werden er wilgentakken tegen de grond geslagen rondom het altaar.

Oordeel over water

Met Rosj Hasjana wordt ieder jaar de wereld weer beoordeeld door G’d. Dit oordeel loopt vanaf Rosj Hasjana door over Jom Kippoer en duurt tot en met het einde van Soekot. Met Soekot wordt speciaal een eindoordeel geveld over het water in de wereld. Vandaar de symboliek van de beekwilgentakken die vooral bij water groeien. Vooral in Israël dat, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Egypte, totaal van het regenwater afhankelijk is, werd de noodzaak om te davvenen (bidden) voor de regen sterk aangevoeld. De band met Jom Kippoer wordt duidelijk in de witte kittels (doodskleding) die vooral de voorganger in de synagoge draagt alsmede in de kaarsen die worden aangestoken. Ook verschillende gebeden en melodieën herinneren aan Jom Kippoer. Volgens Kabbalisten (= mystici) krijgt iedereen individueel het finale oordeel voor het komende jaar op Hosjanna rabba. Volgens sommigen wordt het oordeel pas echt bezegeld op Sjemini chag ha’atseret.

Voorspoed afhankelijk van onze hechting aan de Thora

De zeven ronden om het altaar worden nog steeds gehouden in de synagoge door zeven omgangen rond de Bima, de voorleestafel waarop de Thora wordt voorgedragen. Deze zeven ronden herinneren ons aan de zeven rondgangen rond de onneembare muren van Jericho in de tijd van Jehosjoea (Jozua 6:14). Zes dagen lang gingen de soldaten eenmaal rond deze muur. Op de zevende dag bliezen de kohanim (= priesters) op de ramshoorn. De muren storten in. Jericho mocht op bevel van G’d nooit herbouwd worden. Uit Tenach (I Koningen 17:1) wordt duidelijk, dat het joodse volk gestraft werd met droogte en hongersnood omdat Jericho later toch herbouwd werd. We maken nog steeds zeven rondgangen – tegenwoordig rond de Bima in de synagoge – om ons op het hart te drukken dat voorspoed afhankelijk is van onze aanhankelijkheid aan de voorschriften van de Thora.

Muren van onwelwillendheid

Volgens Kabbalisten symboliseren deze muren de vestingen van antisemitisme en kwaadwilligheid die door onze vastberaden wil om G’d te volgen als sneeuw voor de zon verdwijnen. Zevenmaal wordt in de Thora de zegen van dauw en regen vermeld en in onze omgangen gevierd. Zo openen zich de zeven Hemelen voor ons bij dit uiteindelijke oordeel. Dit alles mondt uit in een enorme feestvreugde omdat speciaal voor Soekot in de Thora benadrukt wordt, dat wij blij mogen en moeten zijn (vgl. Deut. 16:14). We slaan met beekwilgentakken op de grond om in symbolische daad onze wens tot uitdrukking te brengen, dat alle strenge recht en harde oordelen over ons in de grond mogen verdwijnen om nooit meer te herrijzen.

Sjemini chag ha’atseret – de achtste dag, het Slotfeest

We zitten niet meer in de soeka en schudden ook geen loelav (= plantenbundel) meer. Het woord ha’atseret wordt meestal vertaald als ‘het Slotfeest’ maar kan ook zoiets als ‘achterhouden’ betekenen. G’d wil ons nog een dag bij Zich houden na het drukke Soekot-feest. Gedurende het Slotfeest gelden er geen speciale voorschriften, behalve de rust van de laatste feestdag. Het gaat nu niet meer om wat we doen in opdracht van G’d maar om ons zijn als Zijn speciale volk. G’d wil na al het feestgedruis van de maand Tisjri (september/oktober) even helemaal alleen zijn met ons in een soort privatissimum.

Offers voor de andere volkeren

Tijdens Soekot werden in de Tempel zeventig stieren geofferd ter meerdere glorie van alle 70 archetypen volkeren op de wereld. We denken niet alleen aan onszelf. We offeren voor de verheffing van alle wereldburgers. Op Sjemini chag ha’atseret wordt slechts een rund geslacht om het unieke van het joodse volk te benadrukken. Het is een unieke dag van verinnerlijkte vreugde waarop de speciale gebeden voor de regen van het komende jaar, de ‘tefillat hagèsjem’ worden uitgesproken. Ook hier draagt de chazzan, de voorganger, weer een kittel, een doodskleed om de religieuze ernst en verbondenheid met Jom Kippoer te benadrukken.

Simchat Thora

In Israël wordt tijdens Sjemini chag ha’atseret ook Simchat Thora, de vreugde der Wet gevierd. Buiten Israël viert men Simchat Thora op de negende dag Soekot omdat we in de rest van de wereld twee dagen afsluitende feestdagen hebben in plaats van een enkele dag in Israël.

Einde en meteen weer begin

Met Simchat Thora wordt de jaarlijkse voorleescyclus beëindigd en beginnen we direct weer met Bereesjit (= Genesis), het begin van de Thora. Uiteindelijk is alles wat we doen voor het Jodendom een uiting van de vreugde waarmee wij de Wet, de Thora omringen. Simchat Thora uit zich in uitbundig zingen en dansen met de Thora. Omdat we ook nogal wat lekkernijen uitdelen in de synagoge is Simchat Thora bij uitstek een gelegenheid voor de kinderen om kennis te maken met de Thora. Simchat Thora is de finale: we zijn uitgelaten door onze zondevrijheid na Jom Kippoer en verheugen ons op het komend jaar dat vol moge zijn van allerlei ‘mooie mitsves’, goede daden in de meest brede zin van het woord.

Ik wens U een moadim lesimcha chagim oezemanim lesasson – een goed Jomtov en veel simcha!