Levensgevaar in de Joodse Wet

operatieVachai bahem – met de Tora zult u leven, Door: Rabbijn R. Evers

In Devariem 30:19 komt een opmerkelijke passage voor: “Ik neem heden de hemel en de aarde tegen U tot getuige, het leven en de dood leg Ik U voor, de zegen en de vloek; kies het leven!” De Tora draagt ons op om het leven te kiezen hoewel ons vrije keus wordt gelaten. De meeste verklaarders zien hierin een meer spirituele opdracht: “Kies voor een werkelijk leven, een leven met geestelijke inhoud”. Ondanks deze verheven gedachte bevat de geciteerde tekst ook een heel concrete op­dracht, die bij nader inzien overigens niet zo eenvoudig zal blijken. Ons wordt medegedeeld onder alle omstandigheden het leven te kiezen. Dat moge triviaal lijken, maar tegenwoordig, en met name in de medische praktijk, is deze levenskeuze een heet hangijzer. Van de zijde van de mens wordt een bewuste keuze verlangd.

Ingrijpen moet

Mogen we eigenlijk wel medisch ingrijpen als G´d ons een ziekte stuurt? Aan het begin van de burgerlijke jaartelling wandelden Rabbi Jisjmaëel en Rabbi Akiwa door de straten van Jeruzalem waar zij werden aangehouden door een zieke man die hen vroeg hoe hij genezen kon worden. De Rabbijnen gaven hem raad. Een begeleider vroeg de Rabbijnen wie deze man ziek had gemaakt: “G ‘d natuurlijk,” was het antwoord. “Hoe kunnen jullie je dan mengen in Hemelse zaken?” vroeg hun begeleider. “Wat doe jij voor je brood?” luidde de wedervraag. “Ik ben landbouwer van beroep,” antwoordde de begeleider. “Zo,” zeiden beide geleerden, “G’d heeft jouw wijngaard geschapen en jij neemt je de vrijheid zijn vruchten te plukken en het onkruid te wieden?” “Als ik mijn wijngaard niet zou onderhouden, zou die niets meer produceren!”. “Beste man, ” antwoordden zij toen, “begrijp jij dan niet, dat net zoals de wijngaard niet kan groeien zonder de zorg van mensenhanden, ook de mens zich niet kan ontplooien zonder medi­sche zorg? De mens heeft bij tijd en wijle medicijnen nodig en de boer uit onze parabel is de medicus, die zorg draagt voor de gezondheid van zijn medemens.” Medisch ingrijpen is geboden, zelfs nolens-volens.

Ondeelbaarheid

Advertentie

Binnen de morele discipline van het Jodendom wordt het leven gezien als iets ondeelbaars. Het leven is onmeetbaar, niet in rekenkundige termen te vatten, iets van onschatbare en oneindige waarde. Iemand, die nog maar kort te leven heeft, is niet ‘minder waard’ dan iemand, die menselijkerwijs gesproken nog een heel leven voor zich heeft. Het Jodendom geeft onder normale omstandigheden geen criteria, waar men de waarde van een mensenleven kan of mag afmeten, zoals maatschappelijke status, gezondheidstoestand of familieomstandigheden. Volgens de Talmoed is ook een terminale patiënt en zelfs degene, die in doodsstrijd verkeert, in elk opzicht als levend te beschouwen (chaj lechol dawar). Dit beginsel komt onder andere tot uiting in Misjna Joma (VIII:7} “Als een bouwwerk op iemand neerstort, dan mag men, zelfs als het twijfelachtig is of hij nog in leven is, de puinhoop boven hem op Shabbat wegruimen.” Het is volgens een Talmoedcommentaar op deze Misjna (B.T. Joma 85a) zelfs toegestaan de Shabbat te ontwijden om iemand voor maar eventjes het leven te redden. Met andere woorden: zelfs als het slachtoffer nog maar zeer korte tijd te leven heeft, ontheft levensredding van het strenge verbod om inbreuk te maken op de heiligheid van de Shabbat.

 

Fijn instrument

Het lichamelijke bestaan moet beschermd worden. Het lichaam is als een instrument in de hand van een kunstenaar of ambachtsman­. Het ambacht van diamantbewerker kan als voorbeeld dienen. Met de beste wil van de wereld kan een diamantbewerker zijn taak niet naar behoren vervullen, indien hem geen geschikte werktuigen ter beschikking staan. Een defect in een instrument leidt ertoe, dat het product gebreken vertoont. Het lichaam is een zeer fijn instrument, waarmee de ziel haar taak op aarde kan vervullen. Het lichaam moet perfect functioneren wil de mens aan zijn doel beantwoorden. Het Hebreeuwse ­woord voor ziek zijn (choleh) betekent ook zwak zijn, wat inhoudt, dat de band tussen ziel en lichaam zwakker wordt met als gevolg, dat de mens minder in staat is zich te wijden aan hogere zaken. In verschillende kringen is men eraan gewend de mate­riële wereld als inferieur te beschouwen. Met name het lichaam wordt gezien als een zak beenderen, die als een lastig substraat voor de ziel wordt ervaren; lastig omdat het de geestelijke ontplooiing bemoeilijkt en soms onmogelijk maakt. Het Jodendom gaat ervan uit, dat de materie in het algemeen en het lichaam in het bijzonder juist het brandpunt van de Schepping vormen. 

De Joodse voorschriften

Hoe wij omgaan met levensgevaar wordt tot in de details geregeld, een typisch kenmerk van onze ´wettische´ religie. De voorschriften van Shabbat, zowel als alle overige mitsvot van de Tora, worden terzijde geschoven in geval van levens­gevaar; dit geldt ook voor een pasgeboren kind van een dag oud (zie Sj.A. J.D. 158 en Ch.M. 424). Wanneer de zieke zich tegen behandeling verzet, overreedt men hem om de behandeling toch te aanvaarden. Het is een ernstige zonde om zich te gedragen als een vrome dwaas, om zich niet te laten genezen wegens een of ander verbod. Over zo iemand wordt gezegd (Bereesjiet 9:5): „Maar jullie bloed, jullie leven zal ik opeisen”. Iemand die zich haast om Shabbat te ontheiligen voor een zieke in levens­gevaar, komt slechts lof toe. Iedereen, die Shabbat ontheiligd heeft voor een zieke in levensgevaar, ook al blijkt (achteraf) dat het niet nodig was, wordt be­loond. Als een dokter bijvoorbeeld zegt: „Deze patiënt heeft een vijg nodig”, tien mensen horen dat, rennen weg, plukken een vijg en brengen die aan de zieke, dan zullen zij allen door G´d­ beloond worden, zelfs al geneest de patiënt al na de eerste vijg.

Het menselijk leven staat centraal in het Jodendom. Zelfs bij twijfelachtig levensgevaar is het geboden om daarvoor Shabbat te over­treden of alle andere verboden uit de Tora. Niets is belangrijker dan het afwenden van levensge­vaar. De Tora is alleen gegeven om er mee te leven, zoals er geschreven staat (Vajjikra 18:5) „En jullie zult Mijn instellingen en rechtsvoorschriften in acht nemen, dat de mens ze zal uitvoeren en erdoor in leven blijft”. De Geleerden in B.T. Sanhedrin 74a verklaren: „Je zult erdoor leven maar er niet van dood­gaan.” Dit geldt voor alle overtredingen, behalve afgodendienst, verboden intieme relaties en bloed vergieten.

Advertentie

Wat heet gevaarlijk

Het Jodendom neemt al snel aan, dat een aandoening gevaarlijk kan zijn. Gevaarlijk is iedere interne aandoening, vanaf de lippen naar binnen – daar horen ook de tanden bij – zoals voor een ontsteking of verwonding of iets dergelijks. Ook al is er geen specialist aanwezig om een professionele diagnose te stellen en ook al zegt de patiënt niets of vraagt hij nergens om, dan toch doet men alles wat men op een gewone werkdag voor hem ge­daan zou hebben. Maar als men de ziekte herkent en weet dat men kan wachten met de behandeling tot na Shabbat, dan ontheiligt men Shabbat niet. Een lichte ongesteldheid is geen ziekte. Wie erge kiespijn heeft, zodat het zijn hele lichaam treft, mag een niet-Joodse tandarts vragen de tand of kies te trekken.

Men mag Shabbat overtreden voor een wonde op de rug van de hand of op de wreef van de voet. En ook voor iedere wond die ontstaat door een ijzeren voorwerp, een ernstige zweer, voor wie een teek heeft ingeslikt of voor iemand die door een dolle hond is gebeten of door een ander dier, dat in het stof kruipt (zoals een slang), zelfs al bestaat er twijfel of het giftig is of niet. En ook voor iemand die zeer zware koorts heeft, ontheiligt men de Shabbat maar veel voorko­mende koorts laat men behandelen door een niet-Jood. Als iemand pijn heeft in zijn beide ogen, of als uit één ervan pus komt, of wanneer zij allebei druipen of als er bloed uitkomt of als er een ander gevaar voor de ogen bestaat, ontheiligt men daarvoor Shabbat.

Voor iemand die levensgevaarlijk ziek is, mag men slachten als hij vlees nodig heeft, ook al is er niet-kosjer vlees voor hem aanwezig. Men geeft hem niet het niet-koosjere vlees te eten, want wij vrezen, dat als hij te weten zou komen dat wij hem niet-koosjer vlees geven, hij het zal overgeven. Maar als er geen reden is te vrezen dat hij hiervan zal overgeven, bijvoorbeeld bij een kind of als iemand geestelijk gestoord is, dan geeft men hem treife vlees en slacht men niet voor hem op Shabbat.

Wie is arts

Wanneer iemand zegt dat hij de ziekte herkent, dat de zieke in levensgevaar verkeert en er geen arts of specialist aanwezig is, die dat ontkent, dan wordt hij geloofd en overtreedt men voor hem Shabbat. En zelfs al is hij er niet zeker van, maar zegt hij dat het hem gevaarlijk lijkt, zodat men voor de zieke de Shabbat moet overtreden, dan luistert men want bij twijfel over levensgevaar is men soepel en neemt men het zekere voor het onze­kere. Wanneer een arts zegt dat de ziekte gevaarlijk is en een bepaal­de behandeling nodig is, en een andere arts zegt dat het niet nodig is, of als de zieke zelf zegt dat het niet nodig is, dan luisteren we naar de arts die zegt dat het wel nodig is. Wanneer de zieke zegt dat hij een bepaalde medische behandeling nodig heeft en een arts zegt dat het niet nodig is, dan luisteren we naar de patiënt. Maar wanneer de arts zegt dat het de patiënt zal schaden, dan luisteren we naar de arts. Wanneer een ervaren arts of iemand anders die er verstand van heeft, zegt dat hoewel de patiënt nu niet in gevaar is, hij in gevaar kan komen wanneer hij een bepaalde medische behan­deling niet krijgt, dan luistert men naar de arts en ontheiligt men de Shabbat, ook al protesteert de patiënt daartegen. Wanneer de arts zegt dat de patiënt zeker zal sterven als hij de behandeling niet krijgt maar dat hij misschien in leven blijft als hij die wel krijgt, dan over­treedt men Shabbat eveneens. Het Jodendom beschermt het leven onder alle omstandigheden.
Rabbijn Evers studeerde fiscaal recht en klinische psychologie in Amsterdam. In 1989 ontving hij rabbinale bevoegdheid (semichah) van tien verschillende vooraanstaande autoriteiten, waaronder rabbijn Moshe Halberstam (van Tzanz-Tschakave) van de Edah HaChareidis. Hij is thans rabbijn van de Joodse gemeente van Rotterdam, en ook actief bij de joodse gemeenten van Amsterdam en het NIK (de overkoepelende organisatie van Joodse Gemeenten in Nederland).