André Gantman niet akkoord met resultaten Nederlands onderzoek

André Gantman
Trauma’s worden transgenerationeel overgedragen, tenminste dat wordt algemeen aangenomen. Een prestigieus Israëlisch-Nederlands onderzoek aan de universiteit van Leiden, waarbij ondermeer de hoeveelheid stresshormoon in het bloed gemeten werd bij Joodse proefpersonen, concludeerde vorige maand echter dat er geen trauma’s van de ene generatie naar de andere worden overgedragen. Ruth Joos besprak vorige maand deze verregaande conclusie met André Gantman tijdens haar gelijknamig radioprogramma Joos op Radio 1.

De grootvader van de Antwerpse auteur en jurist André Gantman kwam om in Auschwitz en Gantman is zelf zoon van een ondergedoken kind. Gantman, die in zijn boek Jood zijn is een Avontuur, dit Holocaustleed uit zijn eigen familie beschrijft, liet Joos weten uitermate verbaasd te zijn over de conclusies van het onderzoek. “Gewoon omdat deze conclusie haaks staat op de gevolgtrekkingen van een groot aantal andere onderzoeken waarin het besluit onveranderlijk luidt dat trauma’s wel degelijk van de ene generatie naar de andere worden overgedragen. Ik vraag me trouwens af in hoeverre een traumatische ervaring meetbaar is door de aanwezigheid of het ontbreken van een stresshormoon in het bloed maar wat ik wel weet is dat het getal 66220 dat mijn grootvader op zijn arm getatoeëerd kreeg door de nazi’s permanent in mij aanwezig is samen met mijn geboortedatum”, aldus de auteur.

Meetbaarheid trauma is geen evidentie
“Mijn moeder was een ondergedoken kind. Zij is in een klein Waals dorpje bij een koppel terechtgekomen, dat op gevaar van eigen leven, haar onderdak bood. Deze mensen zijn ondertussen overleden maar ik had een goede band met hen, je kan het vergelijken met de band tussen een kind en zijn grootouders. Eigenlijk nog meer dan grootouders in mijn geval, maar het is erg moeilijk om dat te verwoorden. Door het feit dat ik – en duizenden andere kinderen die gered werden – zo een goede relatie met deze mensen had, kreeg ik ook een soort permanent besef van wat er zich had afgespeeld tijdens de Holocaust. Het Forum der Joodse Organisaties heeft in 2007 een internationaal congres rond dit thema georganiseerd en op 12 december vorig jaar was er een herdenking, waarschijnlijk de laatste in haar soort, om de nog levende redders en hun nakomelingen te eren”.

Gantman merkte op dat er twee elementen meespelen en zei: “Er is langs de ene kant het gevaar als traumatisch element maar ook het opbeurende element van de redding. Voor mij weerspiegelt dat de link met mijn ouders en met het koppel als de redders in nood. Het is niet evident dat zo’n complex gegeven meetbaar is aan de hand van de hoeveelheid cortisol die al dan niet in je lichaam aanwezig is”.

Nog opvallend volgens Gantman, is de vaststelling dat de overlevende en de ondergedoken kinderen pas na decennia de kracht vonden om over hun lotgevallen te spreken. “Voor sommigen was dat uit een soort schuldgevoel ‘waarom heb ik het overleefd en mijn familieleden niet?’. Voor anderen die de uitroeiingskampen, waar ze gedurende jaren als dieren behandeld werden en overleefden, was het een langdurig en pijnlijk proces om er zelfs nog maar over te kunnen spreken.

Advertentie

Ridder Nathan Ramet die nu overal lezingen houdt over zijn gevangenschap in Auschwitz, is daar ook maar na dertig jaar na de feiten mee van start gegaan. Zelf denk ik misschien niet meer elke dag aan deze gebeurtenissen maar het heeft zeker mijn identiteit bepaald en ik ken in mijn kennissenkring een aantal mensen van mijn leeftijd die weinig levensvreugde kennen. Dat komt duidelijk doordat ze permanent die last met zich meedragen. En dat zijn vooral mensen die hun ouders op jonge leeftijd verloren hebben en die dus nooit in de gelegenheid waren om hun Holocaustverleden met hun ouders door te praten”.