Rabbijn Lieberman plechtig onderscheiden voor jarenlange dienst aan de gemeenschap
Opperrabbijn David Lieberman van de Joodse gemeente Shomre Hadas kreeg deze maand de onderscheiding van Officier in de Leopoldsorde voor zijn 30-jarige carrière. Tijdens een plechtigheid in het Antwerpse provinciehuis hielden gouverneur Cathy Berx en de voorzitter van het Joods Consistorie baron Klener een toespraak.
Toespraak gouverneur Berx
Weleerwaarde heer Lieberman,
Het is een grote eer om eretekens uit te reiken aan personen die zich op een bijzondere manier onderscheiden in hun carrière en in hun leven in het algemeen. Opperrabbijn Lieberman, afstand en tijd hebben uw indrukwekkend charisma alleen maar dieper en indrukwekkender gemaakt.
Advertentie
U reisde inderdaad bijna letterlijk de hele wereld rond.
Steeds met één doel voor ogen: gelovigen wereldwijd op een beklijvende en bezielende manier de leer en kennis van de Thora bijbrengen en deze verder helpen verdiepen. Kort na uw geboorte, verhuisde u, samen met ouders, broers en zussen naar onze geliefde Stad aan de Stroom. Als kind liep u school in de Jesode Hatora. Ik heb dus de eer te wonen in de straat waar u en velen met u schoolliepen!
Later, U was toen amper tien, liet rabbijn Feivel Shapira u toe op de Talmoedschool van Heide.
Aan uw veelbelovende opleiding kwam abrupt een einde door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. U werd gedwongen om, samen met uw familie, te vluchten naar Frankrijk.
De wrede, nooit te vatten oorlogsjaren beletten u niet om, onder de hoede van rabbijn Schneerson, uw religieuze opvoeding in het bezette Frankrijk verder te zetten.
In maart 1946 vertrok u naar de Verenigde Staten. U studeerde verder in de jesjiva van Lakewood en vervolgens in de Lubavitcher Jesjiva van New York. Na jaren intens studeerwerk werd u rabbijn in 1949.
Toenmalige Lubavitcher Rebbe stuurde u vrijwel meteen naar Chicago. U werd er geestelijk leider van de ‘Congregation B’nei Reuven’. In 1954 werd u er rabbijn van de Or Chaddash-gemeenschap en tevens directeur Joodse Studies aan de Hebrew Parochial School. In het turbulente jaar 1968 verhuisde u naar Detroit. U werd er aangesteld als ‘Dean of the Beth Jehuda schools system’. Die betrekking combineerde u met het geestelijk leiderschap van de Bnei Yehuda gemeenschap.
Hoewel van zwervende zielen wordt gezegd dat ze onderweg thuis zijn, kan een vertrouwde haven toch ook de nodige rust en vooral voldoening schenken. In 1980 keerde u, na veertig jaar omzwervingen, terug naar de stad waar het voor u allemaal begon. Vandaag staat u precies dertig jaar aan het roer van de Israëlitische geloofsgemeenschap Shomre Hadas in Antwerpen. Dat verheugt ons en we zijn er u zeer dankbaar voor.
Advertentie
Uw gematigde, neutrale opstelling in conflicten tussen leden van de gemeenschap maakt u niet alleen geliefd bij de leden van de eigen gemeenschap, maar levert u ook daarbuiten veel respect op.
En dit zowel bij de leden van de Machsike Hadas, de chassidische gemeenschap als bij de niet-religieuze Joden. Deze talenten worden nog versterkt door uw serene voorkomen, uw kennis van de drie landstalen, uw indrukwekkende eloquentie, uw onbetwiste integriteit met betrekking tot de toepassing van de Joodse wetten, uw eruditie en uw bereidheid om op een tactvolle manier oplossingen te zoeken voor specifieke problemen.
Dit alles draagt bij tot uw unieke en bijzondere religieuze autoriteit waarvoor u zo vaak wordt geconsulteerd. Weleerwaarde heer Lieberman, vandaag vieren we uw zilveren ambtsjubileum.
Ter ere van die gelegenheid verleen ik u, in naam van Zijne Majesteit Koning Albert II, en als blijk van erkenning voor bewezen diensten, het burgerlijk ereteken van officier in de Leopoldsorde. Deze eerste en oudste Belgische orde werd ingesteld door koning Leopold I in 1832 en heeft als devies “Eendracht maakt macht”. Het is een vrije vertaling van het motto van de Brabantse omwenteling van 1789 “In Unione Salus”.
Van harte gefeliciteerd met deze eervolle onderscheiding!
Toespraak Consistorievoorzitter Klener
Dames en Heren,
De alomgeprezen Maimonides, Rambam voor de ingewijden, schreef dat men zijn naaste niet rechtstreeks vleien mag, dat het mentaal aaien van een inbescheiden mens uit den boze is, slechts nodeloze verlegenheid en ongemak genereert, vandaar dat spreuken, gezegden en zinsneden van ooit en weleer een uitweg bieden, een ombocht om felicitaties onrechtstreeks te bevolken met goeddunken, welbehagen en billijking. Vandaar ook, gegrepen uit de weidse en weelderige wei en sprankelende bron van chassidische leringen deze twee, kenschetsende en metaforische verhalen.
Rabbi Leib Dimimles van Lanzeit was een geëerd man, welvarend in alle opzichten. Eens gebeurde het dat hij door een plotse overstroming alle bezit verloor en zo arm werd als Job. Rabbi Leib bekommerde zich hier echter helemaal niet om en vervolgde een leergierig en studievol leven. Zijn vrouw vroeg hem: “Hoe is het mogelijk dat je niet de minste bezorgdheid toont”. De Rabbi antwoordde: “G’d gaf mij verstand om snel te denken. Ieder ander zal waarschijnlijk lang in zak en as hebben gezeten. Ik heb er maar een ogenblikje overgedaan en ben bezig met de zekerheid van de wederopbouw”. Dit optimisme doet me aan iemand denken, doch ik mag zijn naam niet vernoemen. Tweede verhaal:
De tsaddik Chaïm Halberstam van Tzanz vertelde:
“Eens kwam een rebbe de kamer binnen van zijn zoon die in gebed verzonken was. In de hoek stond een wieg met een huilende baby. De rebbe vroeg zijn zoon: “Hoor je niet dat het kind ligt te huilen?” De zoon zei: “Vader, ik was in gebed verzonken”, waarop de rebbe antwoordde: “Wie levensecht in G’d verzonken is, ziet zelfs de vlieg op de muur en blijft bijgevolg opmerkzaam voor het verdriet van anderen”.
Zoals u begrijpt, vertellen beide teksten over opstaan na vallen, over schijn en werkelijkheid, over licht na duisternis, over levensechtheid en gemeenschapszin, over menselijke diepte, zelfs in tijden van zelfzuchtigheid en flitsende eigenzinnigheid met hapsnap religie en hapsnap moraal als broodbeleg.
Levensechtheid dus, onwrikbaar optimisme, waarachtige menselijke diepgang, bescheidenheid steeds gekruid met een snuifje goedlachsheid, met een korreltje humor en zelfkritiek, een bundel van deugden dus, die ’s lands autoriteiten, begiftigd met een gezond waarderingsgevoel ertoe heeft aangezet, een fijn medemens te vereermerken, hem een nationale orde toe te kennen. Doch, zoals Maimonides zei, kruiperigheid en pluimstrijkerij, gefleem en strooplikkerij in het bijzijn van een verdienstelijke gelauwerde, zijn wanvoeglijk en onwellevend, maar sta mij toch toe te beklemtonen dat elke gelijkenis met bestaande gebeurtenissen, situaties en/of personen b.v. met opperrabbijn Lieberman niet op louter toeval berust en hij dus verdient, namens het CICB, met handgeklap en diepe waardering: “een forse, hartgemeende, een reuzegrote en lang naëchoënde Mazal Tov”.