Israël en het internationaal recht

Radio, TV, ngo’s, linkse activisten, columnisten en opiniemakers hebben in grote aantallen de mond vol over hoe Israël het internationale recht al jaren aan zijn laars lapt. Joods Actueel sprak met Matthijs de Blois, een Nederlandse rechtsdeskundige die dit afdoet als stemmingmakerij die, wat het internationaal recht aangaat, kant noch wal raakt.

Joods Actueel: Wat moeten we nu echt verstaan onder internationaal recht ?

Professor Matthijs De Blois

de Blois: “Dat is het recht dat geldt in de internationale samenleving. Wij kennen allemaal het recht dat bestaat in onze nationale maar ook tussen soevereine staten gelden rechtsregels. Dat recht is vastgelegd in verdragen, in het gewoonterecht en in algemene rechtsbeginselen. De internationale gemeenschap heeft dus regels en normen om vreedzaam samen te leven.”

Roept dat vragen op ten aanzien van de rechtsgeldigheid ervan omdat het in tegenstelling tot het nationale recht niet van kracht is in alle staten en wat zijn de consequenties daarvan?

Advertentie

de Blois: “Er zijn wel degelijk belangrijke beginselen, waaronder de belangrijke regel dat je je aan je afspraken houdt. Dat is een erg fundamenteel principe. Dus als staten verdragen sluiten, zoals bijvoorbeeld Nederland en België over de Westerschelde, dan zijn beide landen door die afspraken gebonden. Net zoals afspraken tussen burgers en bedrijven gelden, zo maken ook landen onderling afspraken. Dat is binnen het internationale recht het verdragenrecht en dat is bindend. Daarnaast is er het gewoonterecht, je gedraagt je op een bepaalde manier en ook al staat dat niet genoteerd, toch wordt door de internationale samenleving geaccepteerd dat aan ‘een gewoonte’ rechten worden ontleend.”

Dat kan ik vergelijken met de buurman die zijn heg al twintig jaar over de erfscheiding heeft neergezet?

de Blois: “Juist, als je daar nooit enig bezwaar over hebt geuit dan heeft je buurman inderdaad het recht verworven om zijn heg te laten staan.”

Als ik het goed begrijp is het  internationaal recht, buiten het gewoonterecht, niet van kracht in kwesties waarover geen wederzijdse afspraken gemaakt werden?

de Blois: “Dat is een bijzonder technisch verhaal maar in principe kan je stellen dat het van de staten afhangt of zij een bepaalde overeenkomst over een bepaalde kwestie aanvaarden of juist niet. Als een staat zich consequent blijft verzetten tegen een bepaalde praktijk, dan zijn ze zelf niet door het gewoonterecht gebonden. Als een staat van in het begin duidelijk communiceert dat hij zich niet gebonden weet door de volgehouden acties van een andere staat, dan is hij vrij om daar andere besluiten aan te verbinden en vrij om zijn eigen handelen te bepalen.”

Welke instellingen spelen een belangrijke rol in het afleveren van uitspraken en in het handhaven van het internationale recht?

de Blois: “Ook dat is ingewikkelder dan in het nationale recht maar er zijn internationale rechtscolleges zoals het Internationale Gerechtshof in Den Haag – maar daar ben je alleen maar aan gebonden als je die rechtsmacht ook hebt aanvaard. Als een staat dat niet wil, dan kan een andere staat niets daartegen beginnen. Als burgers hebben we die vrijwilligheid niet, je bent gewoon onderworpen aan de rechtbank in het gebied waar je bent. Maar staten moeten die autoriteit vrijwillig aanvaarden. Een ander punt is dat er ook internationale organisaties zijn die over bepaalde bevoegdheden beschikken. In België is het de EU die aan de lopende band besluiten uitvaardigt. Maar dat komt omdat de lidstaten in een verdrag hebben afgesproken dat de EU die bevoegdheid heeft. Als je je daaraan niet langer wil onderwerpen dan stap je eruit. Het Verenigd Koningrijk illustreert dat met de brexit.”

Advertentie

Bij kritiek op Israël beroepen ngo’s in België en in andere Europese landen zich vaak op VN-resoluties. Wat is precies de juridische reikwijdte van deze resoluties?

de Blois: “Alle resoluties van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties zijn niet bindend tenzij het gaat over interne aangelegenheden zoals de contributies die de staten verschuldigd zijn maar naar buiten toe is geen enkele van de resoluties over Israël bindend. Daarnaast is er ook de VN-veiligheidsraad, die kan binnen bepaalde omstandigheden bindende besluiten nemen in het kader van hoofdstuk 7 van het handvest van de Verenigde Naties (hoofdstuk 7 gaat over de bedreiging van de internationale vrede, red.) maar dat is ten aanzien van Israël nooit gebeurd. Vaak wordt resolutie 2434 van 2016 boven gehaald met de opmerking dat Israël zich niet houdt aan deze resolutie van de Algemene Vergadering maar daartoe is de Joodse staat niet verplicht omdat ook deze resolutie niet bindend is.”

Maar als deze resoluties geen kracht van wet hebben, zijn ze er dan niet eerder omwille van politieke motivaties in de plaats van juridische? En in hoeverre is de VN-veiligheidsraad binnen de internationale rechtswereld dan nog geloofwaardig?

de Blois: “Het klopt inderdaad dat deze resoluties slechts politieke standpunten weergeven ook al gaan de Veiligheidsraad en ook de Algemene Vergadering zelf zo ver om te doen alsof dit allemaal bindende besluiten zijn, terwijl dat helemaal niet het geval is. Er is onder hoofdstuk 7 van het handvest al wel eens een bindend besluit uit de bus gekomen – bijvoorbeeld ten aanzien van Iran – maar nooit tegen Israël. Het gaat dus helemaal niet over rechtsregels in de resoluties waar de ngo’s het steeds over hebben.”

Hoe verklaar je het grote aantal resoluties die over Israël handelen? Steeds kritiek op de Joodse staat en veel minder op andere staten?

de Blois: “Het is natuurlijk een punt dat er een onevenredig groot aantal resoluties tegen Israël worden afgekondigd. Er zijn zelfs keurig bijgehouden lijstjes van anti-Israëlische resoluties te vinden bij UN-Watch in Genève. Dit aantal is buiten alle proporties en heeft te maken met een antipathie tegen Israël en er zijn dus duidelijk veel landen in deze wereld die daar hun medewerking aan verlenen. Soms zijn het ook de EU-landen die dit soort standpunten ondersteunen. De Tweede Kamer in Nederland heeft een motie aangenomen dat ze niet langer wilde meedoen met al deze anti-Israëlische standpunten maar al een paar weken later lag er weer zo’n VN-resolutie op tafel en stemde de Nederlandse delegatie prompt voor. Ik vrees dat het in België niet anders is. Vanaf het ontstaan van de staat Israël zijn er voortdurend VN-resoluties tegen het land gestemd. In de VN mensenrechtenraad geniet Israël het bedenkelijke voorrecht om als vast punt op de agenda te staan. Congo of Syrië, Soedan of Noord-Korea of noem maar op zijn geen vaste agendapunten, alleen Israël.”

Hoe komt het Internationaal Gerechtshof in Den Haag erbij om Israël te veroordelen naar aanleiding van de bouw van een veiligheidshek? Waarom nam deze instelling dat initiatief en hoe kwamen ze tot een veroordeling?

de Blois: “Er is in 2004 een advies van het Hof in Den Haag geformuleerd dat op verzoek van de Algemene Vergadering van de VN tot stand kwam. De Algemene Vergadering van de VN heeft de bevoegdheid om een juridisch advies op te vragen maar de keuze om dit te doen is natuurlijk ook een politieke keuze. Het Hof zelf had ook nog de vrijheid om al of niet op deze vraag naar advies in te gaan, ze hadden goede redenen om dat niet te doen maar deden het toch. Dat advies werd zeer uitvoerig afgeleverd en behandelde zelfs zaken waarover geen advies gevraagd werd. Ook hier is het geen bindend advies maar toch wordt het aangewend alsof het werkelijk de positie van de staat Israël zou bepalen.”

Wat is inhoudelijk op dat advies aan te merken?

de Blois: “Er is nogal wat kritiek te leveren op het advies zelf, in de eerste plaats dat het zich op eenzijdige informatie baseert.”

Dat is aantoonbaar?

de Blois: “Zeker, je kan zien waaruit ze geput hebben, een paar VN-rapporten. Israël heeft besloten om niet mee te doen aan de mondelinge procedure, daar waren ze trouwens ook niet toe verplicht. Het Hof heeft twee bevoegdheden, het kan een beslissing nemen om een geschil te beslechten of het kan een advies formuleren. Maar als je de uitspraak bekijkt, zie je dat het formeel wel als een advies geformuleerd is terwijl het in werkelijkheid een pure beslissing in een geschil is.”

En dat de Palestijnen geen Palestijnse staat hebben was geen reden om te zeggen dat er geen rechtsgrond was omdat je twee staten nodig hebt om de kwestie te behandelen?

de Blois: “Neen, maar Israël accepteert de autoriteit van het Haagse Hof niet en toch zie je dat het Hof positie kiest. Het Hof gaat voorbij aan de essentie van het Israëlische standpunt:  het recht tot het verwerven van een Joodse Nationaal tehuis, ze refereren één keer naar dat mandaat als het gaat om de heilige plaatsten.  Maar de centrale verplichting van een recht op een Joods nationaal huis in het Brits mandaatgebied Palestina, dat ook de Westbank besloeg, wordt gewoon genegeerd. Ze maken ook geen serieuze afweging omtrent de veiligheid van de Israëlische burgers terwijl juist dat de reden was om het hek te plaatsen na de tweede intifada en een hele reeks zelfmoordaanslagen.

Zowel in het oorlogsrecht als inzake de Rechten van de Mens is voorzien in de mogelijkheid om bepaalde rechten van sommigen te beperken in het belang van de eigen veiligheid. Die noodzakelijke ernstige afweging werd achterwege gelaten. Ze maken zich er met één zinnetje vanaf door te stellen dat ze niet overtuigd zijn van het belang van dat hek. Terwijl er van Israëlische zijde toch duidelijk veiligheidsbelangen tot de installatie van dit hek hebben geleid. Ik zelf vind de bouw van een hek een bijzonder vreedzame manier van zelfverdediging tegen terroristen terwijl je anders met soldaten bewoonde gebieden moet intrekken. Bovendien is het succes van het hek bewezen in het voorkomen van aanslagen.

Niettegenstaande artikel 51 van het VN-handvest staten het intrinsieke recht verleend om zich te verdedigen tegen aanvallen, zegt het Hof heel kort dat Israël zich daar niet op kan beroepen omdat het geen aanvallen zijn van een andere staat! Maar in het verdrag zelf wordt helemaal niet gesproken van aanvallen door een andere staat. Je kan dus ook verdedigen zoals in dit geval tegen terroristen als die het gemunt hebben op jouw burgers.”

Het Hof heeft dus zelf een bijkomende voorwaarde gefabriceerd

de Blois: “Ja en ook niet alle rechters waren het daar mee eens, een Britse rechter heeft dat in een furieuze second opinion laten weten maar heeft vreemd genoeg toch met het advies ingestemd. In elk geval is het punt dat men het recht op zelfverdediging heeft verworpen als het van terroristen afkomstig is, in de literatuur het meest bekritiseerde punt. Nota bene heeft dezelfde Veiligheidsraad in 2001 toen de VS Afghanistan aanvielen na 9/11 dat wel geaccordeerd met een verwijzing naar het recht op zelfverdediging. De aanvallen op de Twin Towers werden niet uitgevoerd door vertegenwoordigers van de Afghaanse overheid maar van terroristen die hun uitvalsbasis in Afghanistan hadden.”

Hans Knoop schrijft dat het recht op terugkeer en VN resolutie 194 voor de Palestijnen een notoire leugen is die al zeventig jaarlang wordt volgehouden. Hoe kijkt u daar naar?

de Blois: “Veel Arabieren zijn vertrokken op aandringen van hun eigen leiders terwijl hun Joodse buren hen juist vroegen om te blijven. De Arabische landen waren net de grote tegenstanders van deze resolutie en hebben er zich steeds tegen verzet. Maar ook hier geldt dat het niet om een bindende resolutie gaat en als het al in een aantal gevallen om terugkeren naar Israël gaat, moet dat gebeuren om in vrede samen te leven. En aan die voorwaarde is niet voldaan. Men heeft de hele vluchtelingenpopulatie goed geconserveerd terwijl in andere landen na verloop van tijd sprake is van integratie en dat heeft men de Palestijnse vluchtelingen verhinderd. En men rekent nu de derde en de vierde generatie ook tot de vluchtelingen waardoor een terugkeer demografisch niet verzoenbaar is met de basisvoorwaarde van de gegarandeerde vestiging van een Joods nationaal tehuis.”

Israël viert zijn zeventigste verjaardag. In België lopen mensen rond die zonder blikken of blozen het bestaansrecht van Israël in vraag stellen. Hoe stevig is dat bestaansrecht verankerd in het internationaal recht?

de Blois: “Stevig. Om te beginnen hanteert het internationale recht een hele feitelijke definitie van een staat. Daarvoor moeten drie voorwaarden vervuld zijn: er moet een grondgebied zijn, er moet een bevolking zijn en een effectief gezag. Er is wat Israël betreft geen enkele kwestie te bedenken waarmee het land niet aan die drie voorwaarden zou voldoen. Daar komt nog eens bovenop dat Israël ook gezien de geschiedenis over hele sterke papieren beschikt. Het Palestina-mandaat uit 1922 is heel belangrijk in die optiek. Het is een uniek mandaat omdat het al betrekking had op het Joodse volk als zodanig. Het mandaat voorzag in een expliciet recht op immigratie en recht op vestiging. Juridisch is dat mandaat nog steeds relevant. En er is ook artikel 80 van het VN-handvest. Dat artikel luidt dat de bestaande rechten van de staten en volken moeten gerespecteerd worden zolang er geen andere overeenkomst wordt afgesloten. Dit is tot op de dag van vandaag relevant zowel voor de positie van de staat Israël maar ook voor de positie van de gebieden. Dat is een juridisch inzicht dat niet alleen voor mij klaar en duidelijk is, maar voor velen met mij.”

Guido Joris