De vergeten geschiedenis van de Joden in de alcoholindustrie

Tot het einde van de negentiende eeuw zou volgens sommige schattingen dertig tot veertig procent van de Joodse bevolking in Oost-Europa – vrouwen en kinderen incluis – actief geweest zijn in de alcoholindustrie.

Joel Haber

Voor velen is het allicht een verrassing, maar de Joden hebben heel lang een belangrijke rol gespeeld in de productie en de verkoop van alcohol in Europa, Israël en Noord-Amerika. In de negentiende eeuw hadden de Oost-Europese Joden zowat een monopolie in de sector. Ze produceerden het overgrote deel van het bier en de zwaardere alcoholische dranken, en ze zwaaiden de plak in zowat alle horecazaken waar er drank verkocht werd.

De Joden waren al eeuwenlang actief in deze sector, maar toen Poolse landeigenaars, die hun graan oorspronkelijk voor de voedselproductie verkochten, begrepen dat hun winst vijftig procent hoger lag wanneer er alcohol geproduceerd werd uit hun graan, grepen de Joden de kans om een belangrijkere rol te gaan spelen.

Advertentie

In die tijd konden Poolse Joden niet tot de adel behoren en ze mochten evenmin aan landbouw doen. De meeste Joden focusten dan maar op de handel. De landeigenaren zagen een opportuniteit: ze beschouwden de Joodse burgers als goeie zakenlui met gezond verstand en het was erg onwaarschijnlijk dat ze de alcoholische dranken zelf gingen drinken. Zo werd er een leasingsysteem – in het Pools propinacja genoemd – in het leven geroepen. De Joden kregen het exclusieve recht om de alcoholindustrie te runnen.

Halverwege de negentiende eeuw werd ongeveer 85 procent van de Poolse horecazaken door Joden uitgebaat. Ook in het zogeheten Vestigingsgebied (het huidige Oekraïne en Wit-Rusland) domineerden de Joodse bewoners de drankensector, zij het op iets kleinere schaal.

Het Joodse aandeel in de alcoholsector was dominant. Volgens Glenn Dynner, auteur van het boek Yankel’s Tavern: Jews, Liquor, & Life in the Kingdom of Poland werkten dertig tot veertig procent van de Poolse Joden, vrouwen en kinderen incluis, in de sector. Dat cijfer is op zichzelf al indrukwekkend, maar wordt het nog meer als je weet dat in die tijd zowat driekwart van alle Joden in Oost-Europa leefde. Je kan dus stellen dat 25 procent van alle Joden wereldwijd hun geld verdienden met drank!

Het hoge percentage wordt niet alleen verklaard door de grootte van de Joodse bevolking in die regio. In die één op vier worden immers de Joden die elders in de wereld in dezelfde sector werkten, niet mee in beschouwing genomen. Maar het staat in ieder geval als een paal boven water dat de Joden wereldwijd een behoorlijk woordje meepraatten wat alcohol betreft in die tijd.

In Hongarije waren heel wat Joodse families prominent actief in de wijnbouw. De Zimmermans bijvoorbeeld: zij behoorden tot de beste, vaak prijzen winnende verbouwers van de bekende Tokaj-wijnen. (Hun wijngaard van voor de Tweede Wereldoorlog wordt vandaag verbouwd door een van de topproducenten van de hele regio). Een gelijkaardig verhaal bij de familie Herzog: ze produceerden bier en spirituele dranken, maar blonken zo uit in de wijnbouw dat keizer Franz-Josef hen tot zijn exclusieve wijnleveranciers benoemde.

In Duitsland en Frankrijk zorgden Joden ervoor dat de lokale alcoholproducenten het moderne tijdperk konden intreden. In Frankrijk gingen de Joodse wijnproducenten zich ook bezighouden met de verkoop, terwijl in Duitsland de eerste industriële brouwerijen door Joden werden opgericht.

Ook aan de andere kant van de Atlantische Oceaan waren Joodse immigranten, afkomstig uit Duitsland, oververtegenwoordigd in de alcoholproductie. In zijn boek Jews and Booze: Becoming American in the Age of Prohibition legt Marni Davis uit dat ze in de eerste plaats focusten op het destilleren van whisky omwille van het ‘nationalistische belang’. Zij die whisky kochten en dronken, pakten trots uit met het ‘op en top Amerikaanse product’.

Advertentie

Tegelijkertijd werd er in Ottomaans Palestina voor de eerste keer in honderden jaren opnieuw wijn geproduceerd. Het oude Israël stond bekend als een wijnregio, maar onder de eeuwenlange islamitische heerschappij – moslims mogen geen alcohol drinken – verwerd deze traditie tot een vage herinnering. Maar toen meer en meer Joden naar de regio trokken om er de kleine Joodse gemeenschap te gaan vervoegen, keerde de wijncultuur beetje bij beetje terug.

In 1848 opende de familie Shor een wijnhuis in de oude stad van Jeruzalem, vlakbij de Tempelberg. De familie Teperberg vervoegde hen in 1870 en in 1889 werd het wijnhuis dat later bekend zou worden onder de naam Carmel opgericht. Toen werd de basis gelegd voor de boomende wijnindustrie die we vandaag in Israël zien.

Waarom draaiden in de negentiende eeuw dan zo veel Joden prominent mee in de alcoholbusiness? De wereld maakte een transitie door in die periode: de industrialisering zorgde samen met andere factoren voor een grote groei in de productie en consumptie van alcohol. Tegelijkertijd vielen ten gevolge van de eeuwenlange vervolgingen heel wat andere inkomensbronnen van de Joden weg. Veel keuzemogelijkheden om geld te verdienen, hadden ze niet meer. Het antwoord ligt dus deels, zoals wel vaker doorheen de geschiedenis, in het feit dat de Joden de kansen die zich aandienden met beide handen grepen.

Tegen het einde van de eeuw verlieten vele Joden de sector. De concurrentie was enorm toegenomen en de overheden legden steeds vaker restricties op. Dit hoofdstuk uit de Joodse geschiedenis bleef dan ook grotendeels onbekend. In de periode dat de Joden de alcoholsector domineerden, was er ook altijd een beetje een stigma binnen de eigen gemeenschap: de sector werd als minder eervol beschouwd en soms was de nodige creativiteit vereist om in overeenstemming met de Joodse wetten te kunnen blijven. Anders gezegd: de Joodse gemeenschap vergat dit hoofdstuk ook omdat ze het wilde vergeten.

Tot op vandaag blijft het interessant om zien hoe vaak voorkomende Joodse familienamen een link hebben met de alcoholsector: Kaback, Kratchmer, Schenkman, Korczak, Vigoda, Winick en Bronfman, om er maar enkele te noemen. Daarnaast bestaan veel bedrijven die in de negentiende eeuw door Joden gerund werden, vandaag nog steeds, zoals bijvoorbeeld de Israëlische wijnhuizen, brouwerij Löwenbrau, Herzog Winery en Fleischmann’s Spirits.

De nalatenschap van de Joodse rol in de alcoholsector mag dan wel deels vergeten zijn, de impact ervan is nog lang niet weg.