Met Pappé gaat de zon over Israël definitief onder

Standpunt Door Yves Van de Steen

Een Joods- Israëlische historicus die een anti-Israël boek schrijft, zoals The ethnic cleansing of Palestine, dat is gefundenes Fressen voor initiatiefnemers van boycot-acties tegen Israël. Zij vinden in hem een dankbare bondgenoot – wie kan ze nu nog van antisemitisme beschuldigen? Zo beweert Ilan Pappé dat hij weigert de verdrijving van de Palestijnen te zien als een gevolg van een oorlog, omdat de “dorpenvernietiging al vijf maanden aan de gang was, voordat de reguliere Arabische legers Palestina in mei 1948 binnenvielen”. Het is tekenend voor zijn wijze van geschiedschrijving.

Aan die inval ging immers een burgeroorlog van bijna zes maanden vooraf, begonnen door de Arabische gemeenschap in Palestina als reactie op het door de VN voorgestelde delingsplan in 1947. Met name konvooien die de verspreid liggende Joodse gemeenschappen bevoorraden moesten het ontgelden. De circa 100.000 in Jeruzalem levende Joden raakten volkomen geïsoleerd en een hongersnood dreigde.

Aanvankelijk stelde de Joodse gemeenschap zich defensief op, maar toen de situatie nijpend werd ging men tot de aanval over. In tegenstelling tot wat Pappé beweert, is nooit officieel besloten tot het etnisch zuiveren van Israël, wel tot het innemen en verwoesten van strategisch gelegen dorpen van waaruit aanvallen werden uitgevoerd. Hoewel een deel van Zionistische leiders blij waren met de vlucht van de Arabieren, was er ook scherpe kritiek en werden de Arabieren soms actief in bescherming genomen. Palestijnse en Arabische leiders van hun kant verklaarden openlijk dat het hun doel was om de Joden uit Palestina te verdrijven. De belangrijkste Palestijnse leider, Haj Amin Al Husseini, was een overtuigde nazi die tijdens WO II in Joegoslavië moslims rekruteerde voor de SS en na de oorlog door het Nuremberg tribunaal werd gezocht wegens oorlogsmisdaden. Hij verklaarde tegenover de Britten dat hij dezelfde oplossing voor het “Joodse probleem” in Palestina voorzag als de nazi’s in Europa hadden toegepast: vernietiging. Niet alle Palestijnse leiders waren zo extreem, maar de Husseini- clan had eind jaren ‘30 in de grote Arabische opstand de meer gematigde leiders uitgeschakeld.

Ilan Pappé laat alle feiten weg die hem niet uitkomen en verdraait vele andere. Hij heeft zijn vooringenomenheid en minachting voor de feiten meer dan eens toegegeven. Zo kwam hij er in zijn vorige boek The History of Modern Palestine: One land, Two peoples er rond voor uit dat zijn benadering subjectief is en dat hij partij kiest voor de onderdrukten (lees: de Pales-tijnen). Voor een academicus heeft hij een ietwat vreemd beeld over feiten en waarheidsvinding. Het is misschien nobel dat hij zijn vooringenomenheid toegeeft, maar het is de taak van een historicus om de waarheid te achterhalen, ook wanneer deze je niet uitkomt. Een wetenschapper past in dat laatste geval zijn theorie aan de feiten aan en stelt zo nodig zijn visie bij; een propagandist shopt selectief in de geschiedenis op zoek naar wat zijn visie ondersteunt. In de film Is Jeruzalem burning? repte hij over “pedante en empiristische historici” die veel “ inkt verspillen aan het achterhalen van aantallen”.

Advertentie

Zijn creatieve omgang met de geschiedenis is hem door vakgenoten als Benny Morris zwaar aangerekend. Het verbaast dan ook niet dat Pappé zegt dat de geschiedenis zwart- wit is en de Palestijnen gewoon gelijk hebben. Op deze manier “weerlegt” hij ook de “mythe” dat de vluchtelingen door de Arabische leiders waren opgeroepen te vertrekken. Het feit dat de Palestijnen om verschillende redenen vluchtten, zowel vanwege deze oproepen als door actieve verdrijving, alsook vanwege oorlogsgeweld, allerhande geruchten en de vlucht van hun eigen lokale leiders, is uiteraard te ingewikkeld en “pedant” voor Pappé. Pappé’s claim dat de vermeende etnische zuivering van weleer nooit is gestopt is absurd.

De bevolking in de bezette gebieden is sinds 1967 gestaag gegroeid, de kindersterfte gedaald, en de levensverwachting en het welvaartsniveau gestegen. In een ander boek heeft Pappé geschreven dat “zijn liefde voor het land Palestina, zijn afkeer van de Staat Israël overtreft” en dat hij tegenwoordig liever Arabisch dan Hebreeuws spreekt.
Laat het duidelijk zijn: Pappé ontkent het recht van de Joden op zelfbeschikking en een eigen Staat, en verafschuwt alles wat met deze Staat te maken heeft.

Dit is zijn goed recht, maar we moeten zijn kritiek op Israël niet zien in het licht van betrokkenheid bij het land en haar bewoners, maar als propaganda; de Palestijnen zijn de zondebokken, de Palestijnen treft geen enkele blaam, en de Palestijnen behoort het land- al het land- toe. Onnodig te zeggen dat dit alles voor een gigantische publiciteit heeft gezorgd en hem beroemd heeft gemaakt tot ver buiten Israël. Zijn gesjoemel met de feiten en zijn kinderachtig gedrag tegenover Israël maken van hem een totaal ongeloofwaardig historicus.