Een joodse terugblik op het filmfestival van cannes
De inhaalbeweging ondernomen door het selectiecomité van het festival in Cannes om niet alleen de in zijn ogen beste gloednieuwe films voor te stellen, maar ook de steengoede die in het coronajaar 2020 geen geschikte uitstalraam vonden, zorgde voor een meer dan rijk aanbod. De in overvloed geselecteerde Israëlische films werden besproken in het vorige nummer. Ha’berech (= ‘De knie van Ahed’) van Nadav Lapid kreeg de Juryprijs.
Henri Jakubowicz
Ook andere producties met een Joods onderwerp werden vertoond, her en der verspreid in de verschillende secties. In het oog sprong de documentaire van de gevierde Oekraïense cineast Sergei Loznitsa. Tien jaar bereidde hij zijn film voor, en hij werkte er een jaar aan. Babi Yar. Context belicht de uitmoording van 33.771 Joden tijdens WO II vlakbij Kiev. Allemaal neergeschoten aan de rand van het ravijn in Babi Yar, op 29 en 30 september 1941. De Einsatzgruppen van de SS verrichtten de misdaad. Beelden van de slachting zelf zijn niet voorhanden, de nazi-autoriteiten banden camera’s en fototoestellen uit de oorden van massa-executies. Opnames door de Duitse fotograaf Johannes Holle daags na de feiten gelden als enig visueel materiaal. Te zien is hoe Duitse soldaten de kleren en persoonlijke bezittingen van de vermoorde Joden uitsorteren. De concrete illustratie van de massamoord is het zwarte gat in de film. Loznitsa vult de leemte gepast op met een kort uittreksel van ‘Oekraïne zonder Joden’, de ongelooflijk sterke tekst van de Russische journalist en auteur Vasilii Grossman (1905-1964), geschreven midden 1943, kort nadat het Sovjetleger Oost-Oekraïne bevrijd had van de Duitse bezetting.
Het verlies door de liquidatie wist hij als geen ander weer te geven: “In Oekraïne zijn er geen Joden. Nergens – niet in Poltava, Kharkov, Kremenchug, Borispol, niet in Iagotin. Je zult de zwarte, met tranen gevulde ogen van een klein meisje niet zien, je zult de treurige, schorre stem van een oude vrouw niet horen, je zult in geen enkele stad of in geen enkele van de honderdduizenden sjtetls [kleine steden] een glimp opvangen van het donkere gezicht van een hongerig kind. Stilte. Stilte. Een volk is vermoord. (…)”.
Advertentie
Loznitsa ging op zoek naar alle mogelijke archiefbeelden in verband met Babi Yar. Zijn speurwerk leverde onuitgegeven materiaal op, geput uit zowel Duitsland (Bundesarchief, voorts regionale en privė-archieven) als Rusland en Oekraïne. De grote oogst in Duitsland verraste hem. De beelden gedraaid door Duitse officieren – voor privégebruik – vond hij hoogst interessant en laste hij in. Ze dragen wezenlijk bij tot de voorstelling van het dagelijkse leven bij de gevangenen.
Al het ingezamelde filmmateriaal ordende de vakman Loznitsa chronologisch, monteerde het historisch meest relevante en voorzag het van geluid waar nodig. Aan commentaar of andere vorm van duiding verzaakte hij. Archiefbeelden en niets anders. Het resultaat is een belangwekkende documentaire van twee uur, die de gebeurtenissen schetst voorafgaand aan en leidend tot de executies in Babi Yar, alsook de uitlopers ervan. De meest schokkende beelden – die van de pogroms in Lvov, in juni en juli 1941 – liet hij weg, om de toeschouwer niet te destabiliseren.
Frappant bijvoorbeeld is het opportunisme waarmee de plaatselijke bevolking zich schikt naar de heerser: plakkaten van Stalin worden overplakt door die van Hitler bij de Duitse invasie in juni 1941, het omgekeerde gebeurt in november 1943, nadat de Russen de bezetters verdreven hebben.
De 56-jarige Loznetsa, opgegroeid en woonachtig in Kiev, verdiept zich al langer in misdaden tegen de mensheid. Over de tragedie in Babi Yar, vlakbij, vernam hij als kind niets, niet op school en niet thuis: “Als tienjarige nam ik vaak de bus in Kiev richting het zwembad in de buurt. Dat zwembad was opgericht bij Babi Yar. Naar huis keerde ik soms te voet terug, langs het woud. Onderweg botste ik tegen stenen met een raar opschrift. Restanten van joodse grafstenen, bleek. De Duitsers hadden moedwillig Babi Yar en zijn joodse begraafplaats uitgekozen als oord voor hun massamoord, een vergelding voor explosies in Kiev. In feite behelsde het gebied vijf joodse begraafplaatsen. Op een dag stuitte ik op een steen met een ander aspect. Hij droeg een vers gegrift opschrift in het Russisch, de aankondiging van een standbeeld op het oord. Thuis vroeg ik mijn ouders naar de aanleiding voor zo een monument in Babi Yar.” De uitleg kreeg hij niet. Wacht tot je volwassen wordt, was het antwoord. De Shoah in het algemeen en Babi Yar in het bijzonder waren taboe. Hoogstens kregen hij en anderen te horen dat Sovjetburgers omkwamen. En inderdaad, in 1974 werd onder het Sovjetregime een monument opgericht in Babi Yar, gewijd aan ‘de Sovjetburgers die omkwamen’. Wat ontbrak was het woord ‘Joden’. Dat woord viel al weg bij het monteren van de getuigenissen in het Kiev proces. Vlak na de oorlog vond het plaats, begin 1946, nog voor de processen van Neurenberg hun beslag kregen. Stalin gebruikte de beelden als propaganda, om de schuld van alle mistoestanden op Hitler te leggen.
Advertentie
Loznitsa laste enkele van die getuigenissen in. Een dame, de actrice Dina Pronicheva, een van de zeldzame overlevenden van Babi-Yar, vertelt op het proces hoe ze miraculeus ontsnapte aan de kogels. Gereed om naast de anderen gefusilleerd te worden aan de rand van het ravijn, werd ze niet geraakt, ze sprong in het ravijn, belandde op een stapel lijken, en bleef er voor dood liggen. Ze dacht dat haar laatste ogenblikken aangebroken waren wanneer Duitsers naar het ravijn afzakten om na te gaan of iedereen wel doodgeschoten was. Wie kreunende werden afgemaakt, zij roerde geen vin. Twee soldaten kwamen tot bij haar en inspecteerden haar lichaam. Eén Duits been stond op haar borstkas, een ander op haar pols. Ze begonnen zand over haar lichaam te strooien, heel veel zand. Ellendig voelde ze zich. Was ze maar neergeschoten en niet verstikt, dacht ze. De soldaten vertrokken en beetje bij beetje bevrijdde ze zich, in alle stilte en in de duisternis.
Een ander weerzinwekkend moment in het proces van Kiev, ook te zien in de film, is de verschijning van de Duitse soldaat Hans Isenmann, actief betrokken bij die ‘Shoah met kogels’, in zijn geval bij de stad Lvov. Hoe het eraan toeging, wil de rechtbank weten. De soldaat licht toe: “Wij stonden opgesteld op zowat 70-90 meter afstand van een ravijn. Zes onder ons waren toezichters, zes andere losten de schoten. De gevangenen werden in groepen van 45-50 aan de rand van het ravijn gepositioneerd. Ikzelf schoot 120 mensen dood.”
Rond de medeplichtigheid van de Oekraïense politie bij de executies in Babi Yar blijft de film op de vlakte. Niet dat Loznitsa het thema schuwde, de archieven ontbraken. Zijn eigen mening over de houding van zijn stadsgenoten toen is duidelijk: “Ik heb redenen genoeg om aan te nemen dat in september 1941 een groot aantal inwoners van Kiev wel voelde dat de Joden weggevoerd werden richting de dood en niet ‘verplaatst naar het zuiden’ zoals hen werd voorgehouden, maar niemand zei iets. Rechtschapen mensen in Kiev die Joden verstopten, hielpen overleven, ze bestonden zeer zeker, maar o zo weinig talrijk. Dat boezemt mij angst in. Mensen verklikten hun buren, toezichters verkochten aan de nazi’s lijsten met Joodse bewoners. Na de slachting waren enkele Joodse invaliden en bejaarden in leven gebleven, hun wankele gezondheid had hen behoed van de mars naar Babi Yar. Welnu, zij werden door de plaatselijke inwoners opgejaagd, uit hun huizen gesleurd en dodelijk gestenigd. Ze handelden op eigen initiatief, zonder enige tussenkomst van de Duitsers. Ik zag met eigen ogen deze wandaden op archiefbeelden.”
Nu, eind september, exact 80 jaar na de afschuw, wordt ter plaatse een museum ter herdenking van de slachtoffers in Babi Yar plechtig ingehuldigd, een initiatief van het in 2016 opgerichte Babi Yar Holocaust Memorial Center. Vooraanstaande Oekraïense politici, en ook Joodse prominenten als Natan Charansky zullen de ceremonie bijwonen. Het museum kwam tot stand dankzij Joodse giften, voor een deel van voormalige Oekraïners, en met de steun van de Oekraïense president en zijn regering. De tentoonstelling schildert de geschiedenis van de Joden in Kiev, in Oekraïne en in heel Oost-Europa.
Het ‘Gouden Oog’ bekroont op het festival de beste documentaire. Babi Yar. Context kreeg de Juryprijs, de op één na hoogste onderscheiding. In oktober komt de film in omloop in Oekraïne.
Buiten competitie liep de film Evolution, met achter de camera de Hongaarse stylist Kornel Mundruczo. Het verhaal strekt zich uit over drie generaties, netjes verdeeld in evenveel hoofdstukken, elk betiteld met een voornaam. Het begin van hoofdstuk 1 (Ewa) dompelt de toeschouwer in perplexiteit. Drie mannen reinigen, schrobben en poetsen langdurig en intensief de vloer en de muren van een donkere ruimte. Waar en waarom is niet meteen duidelijk, ze zeggen geen woord. Uit de spleten en uit een afvoerslang halen ze haren, hier een paar, daar een bundel, elders een lange sliert. Plots weerklinkt hst geschreeuw van een baby. Ze halen hem van onder de vloer, komen naar buiten met de peuter, een meisje. Langzaam dringt het bij de kijker door dat het gebeuren plaatsvindt vlak na W.O II, en dat de lugubere ruimte als gaskamer dienst deed in Birkenau. De surrealistische scène met de vondeling geldt als poëtische voorstelling van de traumatische ervaring die tot op veel latere leeftijd de psyche van de getroffene aantast.
Dat wordt duidelijk in het tweede hoofdstuk, Lena. Baby Ewa is na een grote sprong in de tijd een bejaarde dame met tekens van cognitieve stoornissen. Ze zit nu in een vrij pover ingericht appartement in Boedapest, krijgt het bezoek van haar dochter Lena. De Joodse wortels van de familie staan ter discussie. Lena wil haar zoon immers inschrijven in een Berlijnse Joodse school, en moet daartoe haar Joodse afkomst aantonen. Familiale documenten in het bezit van Ewa stemmen echter niet overeen. Om te overleven in die turbulente periode van WO II waren bij Joden getuigschriften die van de Arische afkomst van het gezin getuigden, juist gegeerd en die documenten heeft Ewa behouden. Ze passen natuurlijk niet in het kraam van Lena: “Wij waren Joods toen het niet mocht en nu het mag, zijn wij het niet”, jammert zij. Volgen lange wederzijdse bedenkingen over het beladen verleden en heden, op een vinnige, soms onstuimige toon. De twee Hongaarse topactrices maken van dit hoofdstuk een ware beleving. Hun onophoudelijke gepraat staat daarbij in schril contrast met het eerste deel.
Het laatste hoofdstuk draait rond tiener Jonas, zoon van Lena, in het hedendaagse Berlijn. Een eenzaat, deze Jonas, gepest door zijn medeleerlingen op school, niet erg geliefd bij zijn onderwijzers. Bovendien wordt een brand in het klaslokaal in zijn schoenen geschoven. Een zweem van antisemitisme hangt rond deze onheuse bejegening. Jonas vindt steun en geborgenheid bij de Turkse Yasmine, een tiener als hij. Voorwaar geen bijster optimistisch slotakkoord van de triptiek, deze twee uitgestoten zielen die toenadering tot elkaar vinden. Na dat ellendig verleden worden mensen vandaag nog steeds in de hoek gedreven omwille van hun identiteit, dit is de eerder bittere conclusie.
Middels deze puike Evolution zet Mundruczo de vruchtbare samenwerking voort met scenariste Kata Weber, zijn echtgenote. De film is een bewerking van hun theaterstuk uit 2019. Het duo tekende verleden jaar voor het opgemerkte Pieces of a Woman, winnaar van de Zilveren Leeuw in Venetië (trofee van beste actrice voor Vanessa Kirby) en oscar-genomineerd. Al in deze film beschreef het personage van Ellen Burstyn hoe het als baby de Shoah overleefde. Weber putte toen al uit familiale ervaringen. Zij schat dat zowat 80% van het getoonde in Evolution berust op ware feiten. De episode in Hongarije is geïnspireerd op het verhaal van haar moeder, terwijl het hoofdstuk in Berlijn haar eigen ervaringen weerspiegelt (ze verhuisde er naartoe samen met Mundruczo), en die van vrienden.
Het is altijd reikhalzend uitkijken naar de debuutfilm van een topactrice achter de camera. De verwachtingen zijn nog hoger gespannen wanneer het festival van Cannes de film meteen programmeert, in dit geval in de sectie Semaine de la Critique. Dat benijdenswaardige lot viel Une jeune fille qui va bien te beurt van de Franse Sandrine Kiberlain. Ook zij putte inspiratie uit de tragedie die haar familie teisterde in de Shoah. Haar vier Joodse grootouders, allen van Poolse afkomst, werden gedeporteerd. Het idee om een film te maken over deze sombere periode zat al lang in haar hoofd, mede door haar innige band met overlevenden van de Shoah. In de eerste plaats haar oma, die zich in het Jiddisch uitdrukte en Sandrine erop wees dat die taal tot uitdoving gedoemd was. En Marceline Loridan-Ivens, lotgenote van Simone Veil in Auschwitz – beiden bleven boezemvriendinnen – maakte Kiberlain vijf jaar geleden erop attent dat de laatste getuigen van de afschuw stilaan heengaan en dat op de jongere generatie de taak rust om de herinnering in ere te houden. Doch Kiberlain vond lange tijd geen geschikte invalshoek. Uiteindelijk dus wel. In haar Une jeune fille qui va bien portretteert ze Irène, een 19-jarig meisje dat overloopt van levensvreugde. Haar vitaliteit kent geen grenzen. Een bijna twintiger vol pit, die ijverig acteerlessen volgt, met de theaterstukken van Marivaux als leer- en examenstof. De toekomst lacht haar toe, ware het niet dat het onheil loert. Die aanvankelijk vrolijke taferelen spelen zich immers af in het Parijs van 1942, Dat laatste is niet meteen duidelijk, bewust houdt Kiberlain de aanwijzingen even achter, meegaand met Irène die ondanks haar Joodse identiteit de sluimerende vijandigheid langere tijd negeert en zorgeloos aan haar weg blijft timmeren. Niet dat ze argeloos en naïef is, ze valt niet zonder reden driemaal flauw. Neen, ze tracht gewoon het kwaad rondom haar zoveel mogelijk te verdringen, ook wanneer discriminerende wetten en de Jodenster hun intrede doen. Haar jeugdige enthousiasme niet laten bezoedelen door malafide krachten, daar is ze op uit.
Met tact en schroom schildert Kiberlain de ontluikende gruwel en het verfoeilijke antisemitisme. Groot ook is de verdienste van actrice Rebecca Marder, niet toevallig lid van de prestigieuze Comédie-Française. De hele film rust op haar schouders. Zij zet een onvergetelijke Irène neer.
Bij de première in Cannes droeg Kiberlain haar film op aan alle Irènes van deze wereld.