Overzicht koninklijk bezoek aan Brusselse synagoge eind november

Op 26 november vierde de Joodse gemeenschap van België een drievoudig jubileum met een indrukwekkende ceremonie in de Hoofdsynagoge van Brussel. Het bericht dat de persdienst van het paleis verspreidde eerder op die dag gaf drie redenen aan waarom de koning de plechtigheid wenste bij te wonen: “Zijne Majesteit de Koning neemt deel aan de ceremonie ter gelegenheid van de 140ste verjaardag van de Grote Synagoge van Brussel. De plechtigheid viert terzelfdertijd de 210de verjaardag van het Centraal Israëlitisch Consistorie van België. Zijne Majesteit wil op deze manier de bijdrage van de Joodse gemeenschap in België te belichten alsook de dialoog tussen de erediensten en de georganiseerde vrijzinnigheid van ons land te bevorderen. De synagoge werd exact 10 jaar geleden door de Europese Unie als Grote Synagoge van Europa erkend.”

Foto’s Volponi & Woodorw

Ongeveer 500 personen waren in het gebouw, dat zowel binnen als buiten door bewapende politieagenten en militairen werd beveiligd, een half uur voor de koning werd verwacht. De plechtigheid werd bijgewoond door tal van hoogwaardigheidsbekleders uit binnen- en buitenland, en ambassadeurs en diplomatieke vertegenwoordigers uit meerdere Europese en niet-Europse landen, onder wie ook de ambassadeur van Israël, mevrouw Simona Frankel. Onder de politici herkenden minister van Justitie Koen Geens, de Brusselse burgemeester Philippe Close, Françoise Schepmans, burgemeester van Sint-Jans Molenbeek en PS-voorzitter Elio Di Rupo. Ook de vertegenwoordigers van de erkende erediensten en de vrijzinnigheid in ons land waren present, onder meer kardinaal Joseph De Kesel, en Mehmet Ustun, de voorzitter van de moslimexecutieve.

Enkele minuten voor aanvang van de eredienst arriveerde de koning en betrad geflankeerd door consistorievoorzitter mr. Philippe Markiewicz en voormalig voorzitter baron prof. Julien Klener de synagoge. De koning werd verwelkomd door prof. Thomas Gergely die de ceremonie leidde.

Advertentie

Harmonieuze samenleving als rode draad

Het was voorzitter Markiewicz die de aanwezigheid van de vorst omschreef als “de uitdrukking van effectieve steun aan het goede samenleven dat voor ieders toekomst essentieel is in ons land” en de vorst daarvoor bedankte. In zijn toespraak – afwisselend uitgesproken in beide landstalen – verwees hij naar het bijzonder belang dat de joden in ons land hechten aan de herinneringsplicht “omdat vergeten ons belet lessen uit het dat verleden te trekken”.

“Het westen van Europa leeft nu al ongeveer 75 jaar in vrede. Een belangrijk historisch feit dat onze aandacht verdient. Het is zeker dat de Europese Unie op dit niveau een grote rol heeft gespeeld en ook grote inspanningen geleverd heeft in de strijd tegen het antisemitisme in onze samenleving”.

Markiewivz besloot zijn rede met wat hij de aanmoedigende houding van de federale regering noemde. Hij loofde in het bijzonder de inspanningen van eerste minister Charles Michel en die van minister van Justitie, Koen Geens, die de plechtigheid bijwoonde. “Alle twee hebben ze de periodieke ontmoetingen tussen de vertegenwoordigers van de verschillende erkende erediensten en de vrijzinnigheid, geïnstitutionaliseerd, met het doel het harmonieuze samenleven in ons land een nieuwe dynamiek in te blazen”.

Minister Koen Geens wees in zijn toespraak op de bijzondere plaats van het Consistorie. “Die is met haar respectabele 210- jarig bestaan als instelling ouder dan de Belgische staat. Innerlijk heen en weer getrokken tussen traditie en moderniteit is het Consistorie vooral de ontmoetingsplaats tussen de fundamenteel verschillende opvattingen van het jodendom.” Nog volgens de minister van Justitie ontstond bij het zoeken naar een compromis, beetje bij beetje de idee van een jodendom dat enerzijds volledig geïntegreerd is in het moderne leven, het Belgische constitutionele regime toegewijd is en de maatschappelijke, wetenschappelijke en culturele vooruitgang op de voet volgt, terwijl het toch anderzijds diep verankerd is in en trouw blijft aan de joodse traditie en wet.

Zegen en prediking

Opperrabbijn Albert Guigui ging voor bij het Hanoteen Tesjoe’a, de traditionele Joodse  zegenbede voor het koninklijk huis: “Hij die de koningen bescherming schenkt en de regeerders kracht geeft, Hij, de Eeuwige Koning, Hij die David, Zijn dienaar, redde van het zwaard der boosheid, Hij die een weg door de zee en een pad door machtige stromen baande, Hij zegene, behoede, beware, ondersteune, verheffe, vergrote en verhoge, onze Vorst, Koning Filip en Koningin Mathilde en het gehele Koninklijke Huis. Dat in zijn en onze dagen Juda geholpen worde en Israël rustig wone en dat te Zion de Verlosser kome. Dat dit G’d welbehagelijk zij. Laat ons hierop zeggen Amen.”

Advertentie

In zijn preek wees Guigui op het wonderlijke feite dat deze samenkomst in de honderdveertigjarige grote synagoge van Brussel kon plaatsvinden. Reden voor grote dankbaarheid en een unicum in Europa “waar amper tachtig jaar geleden honderden synagogen werden afgebrand en vernietigd”, aldus Guigui.

Synagogale muziek met een hoofdletter

Zelden, om niet te zeggen nooit, verleende muziek op een dergelijk ongeziene manier luister als aan deze plechtigheid. Daarvoor tekenden de beide voorzangers Benjamin en Israël Muller in samenwerking met het vocale ensemble van de Grote Synagoge met A. Blairon, D. Byrne, E. Rubinlicht, B. Villiers onder leiding van dirigent M. Xaviera Rivera samen met violist Boleslaw Bieniasz en Louis-Jean Goblet aan het orgel.

De keuze van de instrumentale en vocale werken was subliem en begon met een overweldigende en prachtig uitgevoerde zetting van psalm 150, de wisselende dynamiek van het vocale ensemble met krachtige fortissimo’s was beklijvend. Geen kuchje of geschuifel te bespeuren, niet één.

Violist Rivera bracht daarna een feilloze en aangrijpende vertolking van het bekende Kaddisj van Maurice Ravel. Het was voor de melomanen en liefhebbers van synagogale muziek vooral  uitkijken naar de uitvoering door beide voorzangers en het koor van het Adon Olam van Salomon Rossi. Voor wie nog moest twijfelen aan de inbreng van de joodse cultuur in de gehele muziekcultuur van voor de geschreven notaties tot op heden, was dit een bijzonder moment. Niettegenstaande het een barokcompositie betrof, slaagden de voorzangers erin om juist niet het assortiment van bekende versieringen uit die stijlperiode aan te wenden. Geen trillers, voorslagen, mordenten of praltrillers maar trouw aan de traditie werden de melodielijnen met prachtige joodse ornamenten gevarieerd. En hoe! Enkel te omschrijven met superlatieven  ofwel als ‘ontleend aan een betere wereld’.