“Geen rechtsherstel voor Joodse slachtoffers WOII in ons land”

prof. Herman Van Goethem
prof. Herman Van Goethem

“Wist u dat Belgische overheden na de bevrijding klaarstonden om achterstallige belastingen te innen voor de periode 1942-1944? Je moest eigenlijk een advocaat inschakelen om die dossiers te regelen. Zo moest je ook bij de burgerlijke stand betalen voor een nieuwe identiteitskaart, terwijl de ambtenaar misschien wel nukkig was omdat u geen normale identiteitsbewijzen kon voorleggen.

Malvine Löwenwirth vertelde: ‘eigenlijk was het voor ons alsof de oorlog voortging, we moesten wel niet meer ondergedoken leven, maar elke dag opnieuw was het vechten tegen de overheid, vechten tegen het onbegrip en de reacties van de mensen.’”

Vorig citaat komt uit de toespraak van prof. Herman Van Goethem, curator van het nieuw Holocaustmusuem in Mechelen tijdens zijn toespraak bij de herdenking voor de slachtoffers van de Shoah, vorige maand in Antwerpen.

Hieronder de integrale tekst:

Hier, in Antwerpen, vierden mensen op 8 mei 1945 uitbundig de Duitse nederlaag, zoals ze eerder al in september 1944 bij de bevrijding van België hadden gedaan. Voor de Joodse overlevenden die in september ’44 uit hun schuilplaatsen waren gekomen was er echter geen reden om te vieren. Wanhopig wachtten ze de terugkeer van de gedeporteerde familieleden af. Rond april 1945, bij de bevrijding van de uitroeiingskampen, begon het te dagen dat er misschien wel iets heel ergs met hun familie was gebeurd. Na mei ’45 kwam dan de vreselijke bevestiging. Slechts één op 20 gedeporteerden keerde levend terug. Ze waren er fysisch en psychisch vaak slecht aan toe. Sommigen blijven invalide, anderen overlijden vroegtijdig. Er zijn nog geen statistieken gemaakt over de gemiddelde leeftijd die de teruggekeerden hebben bereikt.

Advertentie

Het weerzien is vaak ook heel traumatisch. Wijlen ridder Natan Ramet die wij hier vandaag herdenken, vertelde vaak hoe zijn moeder die hier ondergedoken had geleefd, haar eigen kind niet herkende. En ze heeft hem eigenlijk ook nooit gevraagd wat hij precies ginds had meegemaakt. Tragische verhalen, er zijn er zovele… Wat te denken van die moeder die drie kinderen en haar man verloren heeft en die niet meer verdraagt om moeder te zijn voor het overblijvende kind van elf jaar. Ze wil dat haar kind haar aanspreekt met de voornaam en ze is ook niet meer in staat gebleken om voor haar kind in te staan. Ontredderde mensen… Het psychologische trauma onder de Joden is enorm. Het is in die periode algemeen aanvaard dat je je leed best verwerkt door er niet meer over te praten. Er is ook niemand om te luisteren. De mensen zijn vooral bezig met zichzelf en er is ook nauwelijks aandacht voor het Joodse verhaal. Maar hoe kan je nog in het leven staan als je hele familie dood is? Hoe met rouw omgaan, een nieuw leven beginnen?

Naast de eigen trauma’s was er ook de kwestie van het rechtsherstel. Wist u dat Belgische overheden na de bevrijding klaarstonden om achterstallige belastingen te innen voor de periode 1942-1944? Je moest eigenlijk een advocaat inschakelen om die dossiers te regelen. Zo moest je ook bij de burgerlijke stand betalen voor een nieuwe identiteitskaart, terwijl de ambtenaar misschien wel nukkig was omdat u geen normale identiteitsbewijzen kon voorleggen. Malvine Löwenwirth vertelde me: ‘eigenlijk was het voor ons alsof de oorlog voortging, we moesten wel niet meer ondergedoken leven, maar elke dag opnieuw was het vechten tegen de overheid, vechten tegen het onbegrip en de reacties van de mensen.’

Het rechtsherstel is ook nooit volledig gekomen. Dat is ook ‘evident’. Belgen kunnen onder bepaalde voorwaarden op vergoedingen rekenen, maar niet-Belgen hebben daar veel minder recht op. Maar 93% van de Joden in België waren wel vreemdeling. En als je dan zei ‘ja maar ik ben vervolgd omdat ik Jood ben’ antwoorden de overheden u dat dit een etnische categorie is die het Belgische recht niet kent, wij zijn immers beschaafde mensen, geen nazi’s. Maar daar sta je dan. Rechtsherstel? Die lange weg van recht en onrecht is onvoldoende bekend. Als dhr. Minister Reynders onderzoek wil financieren, zoals ik uit zijn woorden kon opmaken, dan zijn er alvast vele boeiende projecten aan te reiken.

Ikzelf heb de eer als curator van Kazerne Dossin te kunnen werken aan de verdere uitbouw van dit museum dat in 1995 als ‘Joods Museum van Deportatie en Verzet’ werd opgericht op initiatief van onder meer Natan Ramet. Kazerne Dossin is uiteraard een historisch project maar het moet ook een sterk pedagogisch project zijn, gericht op de jongeren. Want zij die het allemaal hebben meegemaakt overlijden, uiteraard, en binnen 20 jaar is er wellicht niemand meer om nog te kunnen getuigen. De Shoah mag echter geen relict uit het verleden worden, een eenmalige ongehoorde historische gebeurtenis die binnen 100 jaar even ver weg staat als nu het geval is met de oorlogen van Napoleon of de onafhankelijkheid van België.

Kazerne Dossin is een groot pedagogisch project dat de nadruk legt op de Belgische ‘lieu de mémoire’, die als transitcentrum vergelijkbaar is met sites als Theresienstadt. Een Belgische plaats van herinnering waarbij we het accent richten op België in de oorlog. Uiteraard is er een volledige contextualisering met een historische analyse van het antisemitisme, van de opkomst van nazi-Duitsland enzovoort, maar dit museum moet niet herhalen wat we relatief dichtbij kunnen zien in het Mémorial de la Shoah in Parijs of in het Imperial War Museum in Londen, met hun algemene analyses van de Shoah. Dit museum brengt een analyse van België en de Holocaust, waarbij we twee groepen centraal stellen. Enerzijds de Belgische overheden en collaborateurs, die hebben meegewerkt aan de Jodenvervolging; anderzijds de Joodse slachtoffers en degenen die voor hen zijn omgekomen.

Bij het verhaal van de slachtoffer willen we ingaan tegen de zo oppervlakkige bewering dat ‘de Joden zich als lammeren naar de slachtbank hebben laten leiden’. Dit is niet zo. Het verhaal van de Shoah in België zoals elders in Europa, laat zien hoe wijd verspreid het verzet wel was in de Joodse gemeenschap. Want verzet begint vanaf het moment dat die individuele persoon zegt ‘ik geef geen gevolg meer aan de anti-Joodse verordeningen, ik doe niet meer mee’. Vanaf dan begint zijn of haar verzet. Dit is nog geen structureel, georganiseerd verzet, ook dat zal er komen, uiteraard. In het onderzoek en de media wordt sterk gefocust op het gewapend verzet, dat spectaculair is, maar het is uiteraard ook maar een marginaal fenomeen. Stap maar in het gewapend verzet als huisvader met en vrouw en vier kinderen… Je vind het niet toevallig vooral bij jonge mannen van 20, 25 jaar oud, ongehuwd. Maar verzet is dus een veel ruimer begrip. In het recente boek van dr. Insa Meinen over de Shoah in België kan u lezen hoe wijd verspreid het individuele Joodse verzet in België vanaf de herfst van 1942 wel is geweest.

We brengen ook een analyse van de daders en van de collaboratie, met bijzondere aandacht voor de Belgische overheden. Die hebben tot in 1942 gewillig meegewerkt aan de Jodendiscriminatie. Opvallend is wel dat het officiële rapport in 2007 opgesteld op initiatief van de Belgische Senaat, een significant andere titel heeft in het Nederlands als in het Frans. Gewillig België heet in het Frans La Belgique docile. Dat is betekenisvol. Heeft Franstalig België het vandaag de dag misschien moeilijker om de eigen collaboratie onder ogen te zien? We wachten overigens nog altijd op de bespreking van de eindresolutie in de Senaat.

Advertentie

In mijn gesprekken met Natan Ramet vroeg hij me meermaals het volgende. Wat gaan de bezoekers van dit museum, de zovele schoolkinderen die komen, binnen 10, 20 jaar nog onthouden van dat bezoek? Hoe gaan we vermijden dat de herinnering aan de Shoah enkel historisch wordt? Welke boodschap moeten ze onthouden?

Dit brengt me bij een ander essentieel onderdeel van Kazerne Dossin, de mensenrechten. Het mensenrechtenconcept moet aansluiten bij het historische gegeven dat in Dossin aan de orde is, en van daaruit worden geactualiseerd naar vandaag toe. Daarom gaan we het accent leggen op de twee aspecten. Enerzijds brengt dit museum een analyse van massageweld. Wat is er gaande als mannen niet enkel systematisch mannen doden maar ook vrouwen en kinderen? Hoe kan zo’n massamoordenaar ’s avonds thuiskomen en oprecht bezorgd zijn voor vrouw en kind? In die context kan de bezoeker zich na tien jaar misschien dit nog herinneren:  ‘Hoed u voor de massa!’ Wees voorzichtig met de laaiende menigte, de kolkende massa die uitzinnig één is. Wees ervan bewust dat er altijd wel een marge is om ‘neen’ te zeggen, om niet mee te doen, om een stap achteruit te zetten en misschien ook hulp te bieden.

Het genocidale geweld is het eindpunt van een lange keten van steeds toenemend geweld. Aan de andere zijde van die keten is alles begonnen met discriminatie. En dat is het andere aspect waar we veel aandacht aan gaan besteden. Het zal de bezoeker bijblijven als we erin slagen hem of haar bewust te maken van het immense belang van het beginsel van non-discriminatie in onze rechtsstaat. Het is immers het fundament van een wereld waarin wij geloven en waarin de mensenrechten de basis zijn. Het zal de bezoeker bijblijven als we hem of haar laten zien wat het betekent als men daaraan tornt in bepaalde heel uitzonderlijke omstandigheden, zoals de bezetting in 1940 dat was. We mogen nooit raken aan die basisbeginselen, omdat ze het fundament zijn van de wereld waarin wij geloven. Dat is een van de vele lessen die we kunnen halen uit de vreselijke periode die op 8 mei 1945 is afgesloten.

Herman Van Goethem

Antwerpen 7 mei 2012