Zuhal Demir: “Ernstige bezorgdheden blijven” + Reactie Michael Freilich

‘Goede vrienden’ Michael Freilich en Zuhal Demir in de clinch

Wij kregen van Zuhal Demir volgende reactie, daarin blijft ze herhalen dat er een probleem is met de positie van de vrouw binnen de ultraorthodoxe gemeenschap én ziet ze ook een probleem met de erkende Joodse scholen. Michael Freilich reageert: “Demir verengt de waarden van de Verlichting en trekt foute parallellen”.

“Ik heb gisteren zeer duidelijk mijn bezorgdheid uitgedrukt over de ultra-orthodoxe joden en de positie van de vrouw binnen die gemeenschap.  Dat is een bezorgdheid die ook veel joodse en niet-joodse mensen met mij delen. Deze scholen vragen ook geen subsidies. Ze zouden ze niet krijgen. Net zoals ultra-katholieke scholen die niet gaan krijgen, maar het katholieke onderwijs historisch wel erkend en gesubsidieerd werd.

Als we het hebben over de joods-orthodoxe scholen die erkend zijn, bestaan er eveneens ernstige bezorgdheden. Dat moeten we niet verdoezelen. Sommige scholen krijgen een beperkt gunstig advies en moeten bijsturen. Die monitoring op die scholen is de verantwoordelijkheid van de minister van onderwijs en moet rigoureus gebeuren. Het spanningsveld is er groter dan op andere scholen. De scholen nodigen mij uit voor een gesprek. Ik ga daar als staatssecretaris  graag op in met een aantal pertinente vragen en dossiers. Ik zou meteen ook minister Crevits mee uitnodigen, als ik zo vrij mag zijn. Openheid is in deze zaken een troef. Ik erken bovendien het palmares van oud-studenten van beide geslachten.

Wat betreft de ‘historische fout’ , toch enige duiding bij wat ik gezegd heb. De oprichting van joodse scholen dateert net als de andere religieus geïnspireerde netten van de 19de eeuw. Die situatie kan je niet vergelijken met de 21ste eeuw.  Vandaag nog een school oprichten met diepreligieuze wortels zonder de grondwaarden van onze gemeenschap te erkennen is een ondenkbaar anachronisme.  Ik zal altijd een vurig tegenstander hiervan zijn. Ik ken als vrouw van Turks-Koerdische afkomst beter dan wie ook het belang van een onderwijskader dat verregaande banden heeft met de verlichtingswaarden. Zonder het Vlaams onderwijs, had ik nooit dezelfde kansen gekregen.

Milli Gorus doet dit wel en gaat nog verder. Milli Gorus wil in 2018 een school oprichten die niet tot doel heeft om jongeren te integreren, niet tot doel heeft om de lekenstaat te omarmen en niet tot doel  heeft om de verlichtingswaarden te dragen. Mij lijkt het absurd dat zo’n instelling een inrichtende macht van een school kan zijn, laat staan dat ze ook nog eens overheidsmiddelen zou krijgen. Bovendien  wordt de beweging in verband gebracht met salafisme, het ronselen van syriëstrijders, sharia-denken…  De Duitse staatsveiligheid waarschuwt  ook nog eens voor het interne en externe gezicht van de organisatie, dat verschilt. Mag dat alstublieft meegenomen worden in de keuze voor je een school erkent. Willen we scholen waar we de inspecteurs tot het vaste personeel moeten rekenen om het risico te beperken? Dit moet meegenomen worden in beslissingen. Ik wil alvast aan deze cocktail geen kinderen toevertrouwen en zal alle wettelijke middelen gebruiken om dat tegen te gaan. Te beginnen bij een onderzoek naar de geldstromen en te eindigen met onderzoek naar de geloofwaardigheid van ‘Milli Gorus’ als inrichtende macht.”

Advertentie

Onze reactie:

Het probleem is dat Demir een amalgaam maakt van de begrippen gelijkheid en gelijkwaardigheid. Trouwens, wie de ultraorthodoxe joden in Antwerpen kent weet bijvoorbeeld dat de vrouwen er hoger opgeleid zijn dan de mannen, dat is een feit.

Mogelijks valt de uitspraak van Zuhal Demir te begrijpen vanwege haar eigen achtergrond waardoor ze het respect van de Verlichting voor andersdenkenden te sterk verengt. Komt dat vanwege traumatische ervaringen in haar eigen schooltijd of van dat van haar gezinsleden?

Demir definieert zich ‘als vrouw van Turkse afkomst’. Wel daar zit net het verschil met de Joodse gemeenschap wiens achtergrond ‘hier’, bij ons, ligt. Ik heb een joods religieuze én een algemene opleiding genoten en toon aan dat onze gemeenschap die twee wél goed kan combineren. Of dit binnen de islam mogelijk is of niet is geen vraag die ik kan beantwoorden – wel zou het verstandiger zijn om het debat over de eigen Turkse problematiek zuiver te houden en onze gemeenschap daar niet mee te belasten.

Er van uitgaan dat geloof geen enkele positieve bijdrage kan leveren aan de maatschappij en aan het onderwijsproject van een school, toont een gebrek aan respect. Onze redactie keek alle doorlichtingsverslagen in waaruit blijkt dat alle Joodse scholen zonder uitzondering een gunstig beoordeling vanwege de Vlaamse onderwijsinspectie kregen.

Ook al zie ik Zuhal Demir graag en zijn wij al langer bevriend, toch denk ik dat we op dit vlak er niet in zullen slagen om onze meningen in overeenstemming te krijgen. Daarmee bevinden we ons alle twee pal in het midden van een goede joodse traditie van ‘agree to disagree’.

Michael Freilich